Beschikkingen d.d. 31 oktober 2008, nrs. 2007/ 0241 en 0045
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao,
A.L. te Curaçao, hierna belanghebbende,
de Inspecteur der Belastingen op Curaçao.
1.1. Aan belanghebbende is op 12 mei 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen van Naf. 93.154 over het jaar 2004 (hierna: aanslag IB 2004) opgelegd en is op 10 november 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting naar een belastbaar inkomen van Naf. 100.661 over het jaar 2005 (hierna: aanslag IB 2005) opgelegd.
1.2. Belanghebbende is op 1 juni 2006 in bezwaar gekomen tegen de aanslag IB 2004 en is op 10 januari 2007 in bezwaar gekomen tegen de aanslag IB 2005.
1.3. De Inspecteur heeft belanghebbende bij uitspraak van 22 juni 2007 niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen de aanslag IB 2005.
1.4. Belanghebbende is op 8 augustus 2007 tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar tegen de aanslag IB 2004 en tegen de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB 2005 in beroep gekomen.
1.5. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.6. Ter zitting van 3 april 2008 te Willemstad zijn verschenen namens belanghebbende, zijn echtgenote mw. A.L., en namens de Inspecteur mw. drs. F. Belanghebbende heeft een krantenknipsel overgelegd.
2. Ontvankelijkheid bezwaar en beroep
2.1. Vaststaat dat de Inspecteur nog geen uitspraak heeft gedaan op het bezwaar tegen de aanslag IB 2004. Dat brengt mee dat belanghebbende niet-ontvankelijk is in zijn beroep inzake dat jaar. Dat lijdt uitzondering als zijn beroep betrekking heeft op het niet-tijdig doen van uitspraak door de Inspecteur en op tijd is ingediend. Artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: de ALL) bepaalt dat beroep tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar kan worden ingesteld ingeval negen maanden zijn verstreken na het tijdstip waarop het bezwaarschrift door de Inspecteur is ontvangen. Het beroep moet in zodanig geval worden ingesteld binnen twee maanden na het tijdstip waarop die periode is verstreken. In het onderhavige geval is belanghebbendes bezwaarschrift tegen de aanslag IB 2004 op 1 juni 2006 ter Inspectie ontvangen, zodat de periode van negen maanden is verstreken op 1 maart 2007. Belanghebbende had derhalve binnen twee maanden nadien, uiterlijk op 1 mei 2007, beroep ingesteld moeten hebben. Belanghebbendes beroepschrift van 7 augustus 2007 is op 8 augustus 2007, dus buiten de termijn als genoemd in artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de ALL bij de Raad ontvangen. Belanghebbende heeft geen gronden aangevoerd die deze termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De Raad zal het beroep inzake de aanslag IB 2004 evenwel aanhouden in plaats van niet-ontvankelijk verklaren. Ter zitting van de Raad op 3 april 2008 bleek de Inspecteur nog steeds geen uitspraak op het bezwaar te hebben gedaan. De Raad gelast de Inspecteur om alsnog uitspraak te doen, en wel binnen twee maanden na dagtekening van deze beschikking. Het beroep van belanghebbende (van 8 augustus 2007) tegen het niet-tijdig doen van uitspraak door de Inspecteur geldt als beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur, waartoe de Raad haar gelast. Het is aan belanghebbende om, als de uitspraak van de Inspecteur hem juist voorkomt, het beroep bij de Raad in te trekken. De Raad zal het beroep, indien niet-ingetrokken, op zijn volgende zitting behandelen.
2.2. Inzake de aanslag IB 2005 komt belanghebbende tijdig in beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar door de Inspecteur. Artikel 29, lid 1, van de ALL bepaalt dat in bezwaar kan worden gekomen binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet. In het onderhavige geval is het aanslagbiljet IB 2005 gedagtekend 10 november 2006 en is belanghebbendes bezwaarschrift, blijkens de datumstempel daarop, op 10 januari 2007 ter Inspectie ontvangen. Belanghebbende heeft derhalve binnen de termijn van twee maanden, dus tijdig, bezwaar gemaakt en is dientengevolge ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen de aanslag IB 2005. Belanghebbendes beroep op dit punt is gegrond.
3. Tussen partijen vaststaande feiten
3.1. Belanghebbende heeft drie kinderen, genaamd Ch, C en A, die in het jaar 2005 allen jonger zijn dan 27 jaren en die in Nederland studeren. Het collegegeld bedraagt Eur 1.496 ofwel Naf. 3.298,53. De kosten van vliegtickets hebben de kinderen in het jaar 2005 zelf betaald.
3.2. Ter zake van de studie en het levensonderhoud van Ch. heeft belanghebbende Naf. 9.581 uitgegeven. Ch. ontving in het onderhavige jaar geen beurs. Zij leende Eur. 7.700 (te weten Eur. 600 per maand januari van tot en met juli en Eur. 700 met ingang van augustus) ofwel Naf. 16.977,73 van de Informatie Beheer Groep. De kosten van boeken en ander verplicht lesmateriaal van Ch. bedragen in 2005 Eur. 235,29 ofwel Naf. 518,79.
3.3. Ter zake van de studie en het levensonderhoud van C. heeft belanghebbende Naf. 9.542 uitgegeven. C. ontving in het onderhavige jaar een prestatiebeurs van Eur. 2.796,96 (te weten Eur. 233,08 per maand) ofwel Naf. 6.167,02 en leende daarnaast Eur. 6.073,75 (te weten Eur. 498,45 per maand tot en met juli en Eur. 516,92 met ingang van augustus) ofwel Naf. 13.392,01 van de Informatie Beheer Groep. De kosten van boeken en ander verplicht lesmateriaal van C. bedragen in 2005 Eur. 643 ofwel Naf. 1.417,75.
3.4. Ter zake van de studie en het levensonderhoud van A. heeft belanghebbende Naf. 9.804 uitgegeven. A. ontving in het onderhavige jaar een prestatiebeurs van Eur. 2.796,96 (te weten Eur. 233,08 per maand) ofwel Naf. 6.167,02 en leende daarnaast Eur. 5.988,08 (te weten Eur. 498,45 per maand tot en met augustus en Eur. 500,12 met ingang van september) ofwel Naf. 13.203,12 van de Informatie Beheer Groep. Een opgave van de kosten van boeken en ander verplicht lesmateriaal van A. heeft belanghebbende niet verstrekt.
3.5. De Inspecteur heeft bij de aanslagregeling een bedrag van Naf. 3.882 als buitengewone lasten wegens op belanghebbende drukkende uitgaven voor studiekosten ten behoeve van zijn drie kinderen geaccepteerd.
Tussen partijen is in geschil (1) of belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep inzake de aanslag IB 2004 en in zijn bezwaar tegen de aanslag IB 2005 en (2) of hij in het jaar 2005 recht heeft op aftrek van buitengewone lasten ten bedrage van Naf. 12.373 wegens op hem drukkende uitgaven voor studiekosten ten behoeve van zijn drie kinderen. De Raad heeft het eerste geschilpunt beoordeeld in onderdeel 2 van deze beschikking, en zal in de onderdelen 5 en 6 ingaan op het tweede geschilpunt.
5. De standpunten van partijen
5.1. Belanghebbende beantwoordt de in geschil zijnde tweede vraag bevestigend. Het door belanghebbende in aftrek geclaimde bedrag van Naf. 12.373 bestaat uit de betaling van collegegelden en boeken/studiematerialen van de kinderen. Volgens belanghebbende is dit bedrag volledig bij hem aftrekbaar, omdat de kinderen geen aanvullende beurs ontvangen.
5.2. De Inspecteur beantwoordt de in geschil zijnde tweede vraag ontkennend en betoogt dat het in aftrek toegestane bedrag van Naf. 3.882 al meer is dan waar belanghebbende recht op heeft. De Inspecteur stelt dat rekening gehouden moet worden met de door de kinderen ontvangen beurs en met de door de kinderen van de Informatie Beheer Groep geleende gelden. Op basis van begunstigend beleid van de Inspectie zou belanghebbende een bedrag van Naf. 2.518 kunnen aftrekken.
6.1. Op basis van artikel 16A, lid 1, onderdeel e, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (tekst 2005; hierna: LIB) komen de op de belastingplichtige drukkende uitgaven ter zake van de kosten van studie van bepaalde opleidingen voor kinderen tot 27 jaar tot een bedrag van ten hoogste Naf. 10.000 per kind als buitengewone lasten in aftrek. Het derde lid, onderdeel a, van artikel 16A LIB bepaalt dat tot de buitengewone lasten ter zake van studiekosten niet worden gerekend andere kosten dan school- of collegegeld, kosten van boeken en ander verplicht lesmateriaal (met uitzondering van bepaalde voorwerpen), alsmede kosten van inter-insulair of internationaal vervoer, met uitzondering van de kosten van één reis per jaar per kind. De kosten voor levensonderhoud voor de kinderen (die niet ziek of gebrekkig zijn) zijn niet aftrekbaar op grond van artikel 16A, lid 1, onderdeel d, LIB.
6.2. De studiebeurs die aan studenten door de Informatie Beheer Groep ter beschikking wordt gesteld heeft voor een gedeelte betrekking op hun studiekosten en voor een deel op de kosten van hun levensonderhoud. Voor zover de studiebeurs betrekking heeft op studiekosten, drukken deze kosten niet op de ouders van de student, ook al verlenen zij financiële ondersteuning aan hun kind. Voor zover de beurs niet toereikend is om de studiekosten van het kind te dekken, kunnen deze kosten slechts voor dit meerdere in aanmerking komen voor gedeeltelijke aftrek als buitengewone lasten bij de ouders, die zich gedrongen kunnen voelen hun kind te onderhouden.
6.3. Ten behoeve van Ch. kwalificeren de volgende bedragen als studiekosten:
- Collegegeld Naf. 3.298,53
- Boeken en lesmateriaal Naf. 518,79 +
Totale studiekosten Naf. 3.817.32
Ch. ontving geen studiebeurs. Belanghebbende heeft ter zake van de studie en het levensonderhoud van Ch. een bedrag van Naf. 9.581 uitgegeven, terwijl Ch. zelf afgerond Naf 16.977 kon besteden aan levensonderhoud en studiekosten dankzij een lening van de Informatie Beheer Groep. Dit brengt mee dat het voornoemd bedrag van Naf. 3.817,32 voor een gedeelte van 9.5881/26.558 bij belanghebbende aftrekbaar is als buitengewone last.
6.4 Dochter C. en zoon A. hebben beiden studiekosten gemaakt en beiden hebben een studiebeurs genoten. Partijen hebben de Raad echter niet geïnformeerd over de achtergrond van deze beurzen. Voor zover de beurzen strekten tot dekking van studiekosten, kunnen de uitgaven van onderstening door de ouders hoe dan ook niet als buitengewone last in aftrek op het inkomen worden gebracht. Voorts dient bij de berekening van de aftrek rekening te worden gehouden met inkomsten van C. en A.. De Raad houdt deze zaak aan om partijen gelegenheid te geven hem te informeren binnen twee maanden na dagtekening van deze beschikking.
De Raad:
- houdt het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2004 aan en gelast de Inspecteur om binnen twee maanden na dagtekening van deze beschikking van de Raad uitspraak op bezwaar te doen,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2005, houdt het beroep aan en verzoekt partijen om binnen twee maanden na dagtekening van deze beschikking van de Raad te informeren over de aftrek van buitengewone lasten.
Aldus gedaan in raadkamer op 31 oktober 2008 door mrs. J.Th. Drop, C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen in tegenwoordigheid van de secretaris S.J. Rasmijn en uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2008.