ECLI:NL:ORBBNAA:2008:BI3318

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
3 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2003/338, 2003/339 en 2003/340
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een onbezoldigd bestuurder voor belastingaanslagen van vennootschappen

In deze zaak is belanghebbende, een onbezoldigd bestuurder van drie naamloze vennootschappen, aansprakelijk gesteld voor ambtshalve opgelegde naheffingsaanslagen in de winstbelasting over meerdere jaren. De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelt dat de aansprakelijkheid van een bestuurder niet vervalt, ook niet wanneer deze na zijn aftreden als bestuurder wordt opgelegd, mits de aanslagen betrekking hebben op tijdvakken waarin de bestuurder daadwerkelijk aan het hoofd van de vennootschap stond. Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij nooit feitelijke bestuurshandelingen heeft verricht en dat haar broers de feitelijke leiding hadden. De Raad stelt echter vast dat elke bestuurder verantwoordelijk is voor de gang van zaken binnen de vennootschap, ongeacht de feitelijke betrokkenheid bij de bedrijfsvoering. De kennisgevingen van aansprakelijkheid zijn niet aangetekend verzonden, maar dit maakt ze niet nietig. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat zij niet in staat was om zorg te dragen voor de betaling van de belasting, en haar stelling dat zij geen invloed had op de financiën van de vennootschappen wordt verworpen. De Raad concludeert dat belanghebbende hoofdelijk aansprakelijk is voor de openstaande winstbelastingschulden van de vennootschappen, voor zover deze nog openstaan en geen boetes of verhogingen bevatten. De beroepen van belanghebbende worden ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt de aansprakelijkheid voor de belastingverplichtingen van de vennootschappen.

Uitspraak

Beschikking van 3 september 2008, nr. 2003/0338-0340
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake:
S.M, gevestigd te Aruba, belanghebbende,
gemachtigde E. van Advocatenkantoor C,
tegen
de Inspecteur der Belastingen.
1. Het procesverloop
1.1 Belanghebbende is op grond van artikel 16 Landsverordening winstbelasting (hierna: LWB) aansprakelijk gesteld voor winstbelastingschulden van de volgende naamloze vennootschappen:
- van O. N.V. (2003/0338)
- van G. N.V. (2003/0339)
- van D. N.V. (2003/0340).
1.2 Belanghebbende heeft verzocht om opheffing van de aansprakelijkstellingen bij brieven van 20 augustus 2002. Bij beschikkingen van 6 juni 2003, als bedoeld in artikel 16, lid 4, LWB, heeft de Inspecteur de verzoeken afgewezen. De beschikkingen zijn niet aangetekend verzonden.
1.3 Belanghebbende is op 3 juli 2003, dus tijdig, tegen deze beschikkingen in beroep gekomen. De motivering is bij brieven van 31 oktober 2007 ingediend.
1.4 De Inspecteur heeft vertoogschriften ingediend.
1.5 Ter zitting van 2 november 2007 te Oranjestad zijn verschenen de gemachtigde, alsmede H.P. namens de inspecteur. Tevens zijn zij ter zitting van 10 april 2008 te Oranjestad verschenen.
1.6 De gemachtigde heeft op de zitting van 10 april 2008 een pleitnota ingebracht.
2. De tussen partijen vaststaande feiten
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende weersproken.
2.1 Belanghebbende heeft twee broers alsmede een zuster.
2.2.1 Belanghebbende is in 1989 als onbezoldigd directeur bij O. NV aangetreden. Haar broer L. en haar zuster zijn eveneens directeur van O. NV.
2.2.2 Aan O. NV zijn een aanslag winstbelasting over het jaar 1996 met dagtekening 11 december 1998, een aanslag winstbelasting over het jaar 1997 met dagtekening 28 juli 2000 en aanslagen winstbelasting over de jaren 2000, 2001 en 2002 met dagtekening 17 juli 2004 opgelegd.
2.2.3 Aan een notariskantoor te Aruba heeft de Ontvanger der Belastingen van Aruba (hierna: de Ontvanger) een overzicht van “Vordering wegens achterstallige belasting- en/of premieschuld” met dagtekening 23 juli 2002 toegezonden, waarin staat dat belanghebbende inzake O. NV aansprakelijk wordt gesteld voor de op de aanslagen Winstbelasting 1994 tot en met 1998 openstaande bedragen van in totaal Afl. 288.731 (inclusief kosten).
2.2.4 In de beschikking van 6 juni 2003 inzake O. NV schrijft de Inspecteur dat wegens het niet tijdig indienen van aangiften winstbelasting vanaf 1994 ambtshalve aanslagen in de winstbelasting zijn opgelegd, dat daartegen pro forma bezwaar is ingesteld, dat de bezwaren zijn afgewezen en dat pas in 2002 de jaarstukken zijn ingediend. De verschuldigde bedragen zijn niet betaald, aldus nog steeds de beschikking.
2.2.5 In een brief van 1 februari 2005 schrijft een medewerker van team 3 Ondernemingen van de Servicio di Impuesto y Aduana dat O. NV “sinds 1989 geen openstaande schulden meer” heeft. Bij brief van 23 juni 2006 schrijft de Ontvanger dat de brief namens hem is geschreven doch daarmee geen gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat belanghebbende niet aansprakelijk wordt gehouden voor de schulden van O. NV. Namens belanghebbende is bij brief van 15 oktober 2007 de Inspecteur verzocht om aan te geven of de aansprakelijkstelling is ingetrokken.
2.3.1 Belanghebbende is op 8 juni 1988 als onbezoldigd directeur bij G. NV aangetreden. Haar broer L. is eveneens directeur van G NV.
2.3.2 De Ontvanger heeft belanghebbende bij brief van 10 juli 2001 aansprakelijk gesteld voor op aan G. NV opgelegde belastingaanslagen openstaande bedragen van in totaal Afl. 567.631 (exclusief kosten). De aanslagen hebben betrekking op de winstbelasting 1994 tot en met 2001 (opgelegd tussen 2 mei 1997 tot en met 30 mei 2001), een naheffingsaanslag loonbelasting 1995 (opgelegd op 16 december 1999) en een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting 1995 (opgelegd op 16 december 1999).
2.3.3 Aan een notariskantoor te Aruba heeft de Ontvanger een overzicht van “Vordering wegens achterstallige belasting- en/of premieschuld” met dagtekening 24 juli 2002 toegezonden, waarin staat dat belanghebbende inzake G. NV voor de op de aanslagen Winstbelasting 1995 tot en met 2001 openstaande bedragen van in totaal Afl. 1.283.318 (inclusief kosten) aansprakelijk wordt gesteld.
2.3.4 In de beschikking van 6 juni 2003 inzake G. NV schrijft de Inspecteur dat wegens het niet indienen van aangiften winstbelasting vanaf 1994, over de jaren 1994 tot en met 2000 ambtshalve aanslagen zijn opgelegd en dat tegen deze aanslagen slechts pro forma bezwaar is ingediend.
2.3.5 Tot de gedingstukken behoort een brief van de Ontvanger van 25 maart 2004, waarin staat dat belanghebbende voor winstbelasting- en loonbelastingschulden van G. NV van in totaal Afl. 567.631 aansprakelijk is gesteld, dat zij momenteel nog aansprakelijk wordt gehouden voor winstbelastingschulden van G. NV van in totaal Afl. 280.489 en dat G. NV meer belastingschulden heeft waarvoor zij ook aansprakelijk zal worden gesteld.
2.3.6 Bij het vertoogschrift behoort een overzicht van de openstaande winstbelastingschulden ten name van G. NV van 10 maart 2008, waarin staat dat aan belasting en kosten op de definitieve aanslag winstbelasting 1999 van 15 februari 2002 Afl. 140.926 openstaat, op de definitieve aanslag winstbelasting 2000 van 13 augustus 2002 Afl. 113 en op de definitieve aanslag winstbelasting 2001 van 6 juni 2003 Afl. 422.948.
2.4.1 Belanghebbende is sedert 2 juni 1988 als onbezoldigd bestuurder bij D. NV aangetreden. Haar broers en zuster zijn de andere bestuursleden. D. NV houdt de aandelen in G. NV.
2.4.2 Bij brief van 12 juli 2002 heeft de Ontvanger haar aansprakelijk gesteld voor de op de aan D. NV opgelegde aanslagen winstbelasting 1996 tot en met 1999 openstaande bedragen van in totaal Afl. 345.345 (exclusief rente en kosten).
2.4.3 Aan een notariskantoor te Aruba heeft de Ontvanger een overzicht van “Vordering wegens achterstallige belasting- en/of premieschuld” met dagtekening 25 juli 2002 toegezonden, waarin staat dat belanghebbende inzake D. NV op grond van artikel 16 LWB en artikel 21 Landsverordening loonbelasting (hierna: LB) aansprakelijk wordt gesteld voor belastingschulden van in totaal Afl. 382.056 (inclusief kosten).
2.4.4 Tot de gedingstukken behoort een brief van broer L. van 11 december 2002, waarin staat dat belanghebbende sinds het begin van de ondernemingsuitoefening van D. NV is aangesteld als directeur met volledige bevoegdheid, doch nimmer enige leidinggevende handeling heeft uitgevoerd of op enig moment namens D. NV naar buiten getreden.
2.4.5 In de beschikking van 6 juni 2003 inzake D. NV schrijft de Inspecteur dat wegens het niet indienen van aangiften winstbelasting vanaf 1996, over de jaren 1996 tot en met 2000 ambtshalve aanslagen zijn opgelegd en dat tegen de aanslagen 1996, 1997 en 1999 pro forma bezwaar is ingediend.
2.4.6 Tot de gedingstukken behoort een brief van de Ontvanger van 25 maart 2004, waarin staat dat belanghebbende voor winstbelastingschulden van D. NV van in totaal Afl. 345.345 aansprakelijk is gesteld, dat zij momenteel nog aansprakelijk wordt gehouden voor dat bedrag en dat D. NV meer belastingschulden heeft waarvoor zij ook aansprakelijk zal worden gesteld.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende terecht en naar de juiste bedragen aansprakelijk is gesteld.
4. De standpunten van partijen
4.1.1 Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat de beschikkingen van 6 juni 2003 in strijd met artikel 16, lid 5, LWB niet aangetekend zijn verzonden, zodat de (kennelijke) aansprakelijkstellingen in strijd met de LWB zijn.
4.1.2 Inzake O. NV stelt zij zich subsidiair op het standpunt dat de aansprakelijkstelling kennelijk is ingetrokken en verzoekt zij de Raad de aansprakelijkstelling op te heffen.
4.1.3 Inzake G. NV stelt zij zich subsidiair op het standpunt dat uit het overzicht van de openstaande belastingschulden blijkt dat alleen nog aanslagen en kosten betreffende belastingjaren 1999 tot en met 2001 openstaan en dat zij ter zake niet aansprakelijk is gesteld, omdat de dagtekeningen van de betreffende aanslagen 15 februari 2002, 13 augustus 2002 en 6 juni 2003 luiden, zodat de aansprakelijkstelling kennelijk is ingetrokken. Zij verzoekt de Raad de aansprakelijkstelling op te heffen.
4.1.4 Belanghebbende stelt zich (meer) subsidiair op het standpunt dat het onredelijk en onbillijk is om haar aansprakelijk te stellen voor de schulden nu haar ter zake geen verwijt kan worden gemaakt, omdat zij op de betalingen door de vennootschappen geen invloed heeft kunnen uitoefenen nu zij niet bij de bedrijfsuitoefening van die vennootschappen was betrokken, dat zij geen weet heeft gehad van de aanslagen en dat zij derhalve niet in de gelegenheid was om ervoor te zorgen dat de vennootschappen aan hun fiscale verplichtingen zouden voldoen. Zij stelt voorts dat zij per 30 oktober 2002 is afgetreden als bestuurslid, dat zij van de vennootschappen nimmer een vergoeding heeft gekregen voor haar functie en dat zij nimmer enige handeling heeft verricht voor, namens of met de vennootschappen, alsmede dat zij nimmer een bestuurshandeling heeft verricht namens de vennootschappen of de vennootschappen op enigerlei wijze civielrechtelijk heeft verbonden.
4.1.5 In aanvulling op het voorgaande stelt belanghebbende inzake D. NV dat de enige werknemer samen met de controller van G. NV, de heer V, verantwoordelijk was voor de aangiften en afdrachten, dat de heer V de dagelijkse leiding had en het financiële beheer deed en dat hij aansprakelijk zou moeten worden gesteld. Tevens stelt zij dat naar haar weten de aangiftebiljetten 1996 tot en met 1999 van D. NV zijn ingediend en dat ze had begrepen dat broer L. alles in orde zou maken, doch dat hij inmiddels in voorlopige hechtenis is genomen. Daarnaast stelt zij dat de enige activiteit van D. NV inhield het houden van deelnemingen, onder meer in G. NV, dat D. NV waarschijnlijk geen winsten heeft behaald, dat de aanslagen ten name van D. NV ambtshalve zijn opgelegd, zodat ze wellicht te hoog zijn en dat nog niet alle bezwaren daartegen zijn afgehandeld. Tenslotte stelt zij dat haars inziens de belastingontvanger niet alles heeft gedaan om de belastingschulden bij D. NV zelf in te vorderen en gemakshalve haar nu aanspreekt.
4.1.6 Inzake D. NV stelt belanghebbende zich tenslotte op het standpunt dat zij niet voor de boetes aansprakelijk is, gelet op de tekst van artikel 16 LWB en nu een vergelijkbare bepaling als artikel 21, lid 1, letter b, LB, ontbreekt.
4.2 De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende terecht aansprakelijk wordt gehouden voor de nog openstaande winstbelastingschulden van O. NV over de jaren 1997, 1998, 2000, 2001 en 2002, de nog openstaande winstbelastingschuld van G. NV over het jaar 1999 en de nog openstaande winstbelastingschulden van D. NV.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 Ingevolge artikel 16, lid 2, LWB, is een bestuurder hoofdelijk aansprakelijk voor de winstbelastingschuld van een vennootschap. Allen die bij of na het ontstaan der belastingschuld bestuurder waren, worden als aansprakelijke bestuurder aangemerkt (artikel 16, lid 8). De aansprakelijkheid houdt op wanneer de bestuurder, tot betaling aangesproken, ten genoegen van de Inspecteur aantoont, dat hij in de onmogelijkheid is geweest in zijn hoedanigheid voor de betaling te zorgen (artikel 16, lid 2, laatste volzin). Dit aantonen wordt schriftelijk gedaan en ingediend bij de Inspecteur (artikel 16, lid 3). De Inspecteur beslist hierop bij beschikking, die met redenen is omkleed indien zij afwijzend is (artikel 16, lid 4) en waarvan een afschrift aangetekend per post wordt verzonden aan de belanghebbende (artikel 16, lid 5). Binnen twee maanden kan daartegen in beroep worden gekomen bij de Raad (artikel 16, lid 6).
5.2.1. De bestreden beschikkingen zijn gedateerd 6 juni 2003; daarbij heeft de Inspecteur afwijzend beschikt op de stelling van belanghebbende, ingenomen in haar brieven van 20 augustus 2002, dat zij op de voet van artikel 16, lid 2, laatste volzin, LWB, niet langer hoofdelijk aansprakelijk kan worden gehouden. De stelling kan uitsluitend slaan op belastingschulden die voortvloeien uit aanslagen die uiterlijk op 20 augustus 2002 zijn opgelegd. De Raad laat zich in de onderhavige procedure niet uit over eventuele andere belastingschulden ter zake waarvan belanghebbende als bestuurder ingevolge de LWB hoofdelijk aansprakelijk is of wordt gesteld.
5.2.2. Voor zover de belastingschulden waarop de beschikkingen betrekking hebben, geheel of gedeeltelijk niet meer openstaan, gaat de Raad ervan uit dat de aansprakelijkheid in zoverre is komen te vervallen.
5.2.3. De onderhavige procedure ziet, naar het oordeel van de Raad, niet tevens op de aansprakelijkheid van belanghebbende voor de door haar genoemde loon- en overdrachtsbelastingschulden van G. NV en D. NV. Dit is reeds het geval omdat de brief van 20 augustus 2002 en de beschikking van 6 juni 2003 inzake G. NV, alsmede de beschikking van 6 juni 2003 inzake D. NV, naar haar tekst geen betrekking hebben op dergelijke schulden. Dit is voor wat betreft eventuele loonbelastingschulden bovendien niet het geval, omdat tegen de aansprakelijkheid van een bestuurder voor dergelijke schulden in de wet (meer in het bijzonder: artikel 21 LB) geen fiscaalrechtelijke rechtsingang is opengesteld. Voor zover belanghebbende wenst te ageren tegen de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze schulden, dient zij zich dan ook tot de civiele rechter te wenden. Voor wat betreft de overdrachtsbelastingschulden van de drie vennootschappen is aan het de Raad niet duidelijk gemaakt op grond van welke regel belanghebbende daarvoor hoofdelijk aansprakelijk zou zijn.
5.2.4. Uit het voorgaande, alsmede uit de stukken en de standpunten van partijen, volgt dat de onderhavige procedure uitsluitend betrekking heeft op belastingschulden die voortvloeien uit de volgende aanslagen:
- de in 2.2.2 genoemde aanslagen winstbelasting ten name van O. NV over de jaren 1996 en 1997, die nog openstaan. De procedure heeft, in tegenstelling tot hetgeen de Inspecteur stelt, geen betrekking op schulden betreffende aanslagen winstbelasting over de jaren 2000 tot en met 2002, mede gelet op de dagtekening van de aanslagen winstbelasting over die jaren genoemd in 2.2.2 en nu niet gebleken is van eerder opgelegde aanslagen winstbelasting over die jaren.
- de in 2.3.6 genoemde aanslag winstbelasting ten name van G. NV over het jaar 1999, voor zover die nog openstaat. In dit verband is van belang dat de Inspecteur en de Ontvanger gelet op het vertoogschrift beiden van mening zijn dat de beschikking van 6 juni 2003 geen betrekking heeft op schulden voortvloeiend uit de in 2.3.6 genoemde aanslagen winstbelasting over 2000 of 2001, alsmede dat de andere van de door belanghebbende in haar motivering van het beroepschrift genoemde winstbelastingaanslagen, zijn komen te vervallen. De Raad is van oordeel dat de stelling van belanghebbende dat de procedure geen betrekking kan hebben op de aanslag winstbelasting over het jaar 1999, omdat deze na de aansprakelijkstelling bij brief van 10 juli 2001 is opgelegd, onjuist is, gelet op het overzicht van 24 juli 2002 en de dagtekening van die aanslag.
- de aanslagen winstbelasting ten name van D. NV over de jaren 1996 tot en met 2000, opgelegd op of voor 20 augustus 2002 en voor zover deze nog openstaan.
5.3. Belanghebbende stelt dat zij op grond van de in 2.2.5 genoemde brief van 3 december 2004 erop mocht vertrouwen niet (langer) aansprakelijk te worden gehouden voor belastingschulden van O. NV. Veronderstellenderwijs ervan uitgaande dat belanghebbende in redelijkheid erop mocht vertrouwen dat de brief een mededeling van de Inspecteur bevatte dat er geen belastingschulden meer openstonden ten name van O. NV en dat daarom haar hoofdelijke aansprakelijkheid daarvoor was opgehouden, moet het belanghebbende aanstonds duidelijk zijn geweest dat deze mededeling op een vergissing berustte. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt reeds om die reden.
5.4. Bij de aanslagen in de winstbelasting ten name van D. NV als genoemd in 5.2.4 zijn boetes opgelegd. De Raad volgt de stelling van belanghebbende dat zij niet tevens aansprakelijk is voor deze boetes. Artikel 16 LWB is van toepassing ter zake van “de belasting”; de hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurder betreft dus slechts de winstbelasting, dit in tegenstelling tot het regime van artikel 21 LB, waar de aansprakelijkheid van de bestuurder “de belasting en de administratieve boete” betreft. Voor zover bij de aanslagen ten name van D. NV als genoemd in 5.2.4 boetes zijn opgelegd, is belanghebbende ter zake derhalve niet aansprakelijk. Dit geldt tevens voor zover de boetes op de voet van 26, lid 1 (oud), LWB, dan wel artikel 35, lid 1 (oud), LWB, als verhoging van de winstbelasting in de aanslagen zijn begrepen.
5.5. Belanghebbende stelt dat de beschikkingen van 6 juni 2003 dienen te worden vernietigd omdat deze niet aangetekend zijn verzonden en dat zij uit dien hoofde niet langer aansprakelijk is. Dit standpunt is onjuist. De enkele omstandigheid dat een beschikking als bedoeld in artikel 16, lid 4, LWB niet aangetekend is verzonden, leidt niet tot de conclusie dat de betreffende aansprakelijkheid komt te vervallen dan wel dat de beschikking nietig of vernietigbaar is. Het doel van artikel 16, lid 5, LWB is dat de aansprakelijke bestuurder in gelegenheid wordt gesteld tijdig in beroep te komen tegen een dergelijke beschikking. Het niet-aangetekend verzenden van die beschikking kan er toe leiden dat een daartegen gericht beroepschrift dat niet binnen de vereiste termijn van 2 maanden is ingediend, desalniettemin ontvankelijk is. Belanghebbende is overigens tijdig in beroep gekomen tegen de beschikkingen, zodat het niet-aangetekend verzenden van de beschikkingen voor haar geen nadelige gevolgen heeft gehad.
5.6. De hoofdelijke aansprakelijkheid van een bestuurder van een naamloze vennootschap voor haar winstbelastingschuld vloeit voort uit de wet. Daarvoor is geen beschikking van de Inspecteur vereist (Raad van Beroep 4 augustus 2004, nr. 2002/58-62). Voor zover belanghebbende stelt dat zij nooit bij beschikking aansprakelijk is gesteld en uit dien hoofde geen sprake is van een juiste aansprakelijkstelling, zodat haar aansprakelijkheid moet komen te vervallen, miskent zij dit.
5.7. De Raad oordeelt in een procedure als de onderhavige over de juistheid van de beschikking van de Inspecteur als bedoeld in artikel 16, lid 4, LWB. Derhalve beoordeelt de Raad of belanghebbende ten genoegen van de Inspecteur kon aantonen dat zij in de onmogelijkheid was in haar hoedanigheid te zorgen voor de betaling van de schulden waarop de beschikking ziet. Of de schulden waarvoor belanghebbende aansprakelijk is, mogelijk (ambtshalve) te hoog zijn vastgesteld, wordt derhalve niet in de onderhavige procedure beoordeeld. Voor zover belanghebbende de omvang van de belastingschulden betwist, miskent zij dit.
5.8. Gelet op artikel 16, lid 8, LWB, is een voormalige bestuurder van een vennootschap aansprakelijk voor de winstbelastingschulden van die vennootschap die zijn ontstaan in de periode dat hij bestuurder is geweest. Dat de aanslagen in de winstbelasting op de voet van artikel 5 Algemene landsverordening belastingen (hierna: ALB) mogelijk na afloop van die periode zijn vastgesteld, doet daaraan niet af. Belanghebbende stelt dat zij op 30 oktober 2002 is afgetreden als bestuurder van de vennootschappen. Indien veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van die stelling, leidt dat echter niet tot de conclusie dat zij niet aansprakelijk is voor de winstbelastingschulden, die zijn onstaan in de periode van haar bestuur en die nog niet op 30 oktober 2002 waren geformaliseerd.
5.9.1 Blijkens artikel 16, lid 2, laatste volzin, is het aan belanghebbende om aan te tonen dat zij in de onmogelijkheid was in haar hoedanigheid van bestuurder voor de betaling van de winstbelasting te zorgen. Naar het oordeel van de Raad houdt de aansprakelijkheid van een bestuurder op, indien hij aantoont dat hem geen verwijt kan worden gemaakt ter zake van het niet onbetaald blijven van de winstbelastingschulden. In dit verband wijst de Raad op de volgende passage in de parlementaire geschiedenis (Memorie van toelichting, LWB 1940, blz. 14-15):
“Zij, op wie bij het ontstaan van de belastingschuld of later de zorg heeft gerust voor de nakoming van de financieele verplichtingen van het lichaam in het algemeen, moet ook voor de betaling van de belasting van dat lichaam zorg dragen. Schieten zij in de behoorlijke vervulling van die taak te kort, dan dienen zij persoonlijk tegenover het gebiedsdeel Curaçao aansprakelijk te zijn. (…)
Indien aan het licht kom dat [de bestuurders] in hunne hoedanigheid gedaan hebben wat redelijkerwijs van hen kan worden verwacht, gaat het niet aan hen nog langer voor de belastingschuld van het door hen vertegenwoordigde lichaam persoonlijk verantwoordelijk te houden. De aansprakelijkheid voor de belastingschuld van anderen mag een vexatoir karakter dragen. (…)
Alleen indien het toedoen of de nalatigheid van de vertegenwoordigers aan de wanbetaling niet vreemd is, bestaat er grond voor de verplichting tot aanzuivering der belasting uit eigen beurs. Toonen zij, tot betaling aangesproken aan, dat de wanbetaling aan hen niet is te wijten, dan moeten zij vrijuit kunnen gaan. Zijn zij daarentegen tekort geschoten in hun verplichting om over de betaling van de belasting van het lichaam te zorgen, dan hebben zij de ongelegenheid, waarin hun tekortkoming hen mocht brengen, aan zich zelf te wijten.”
5.9.2 Belanghebbende heeft – samengevat – aangevoerd dat zij weliswaar formeel bestuurslid was, doch feitelijk in het geheel niet bij de bedrijfsvoering was betrokken en daardoor niet wist dat niet werd voldaan aan de fiscale verplichtingen, terwijl zij, toen zij vernam van het verzuim, alles heeft gedaan om te zorgen dat alsnog aan die verplichtingen werd voldaan. Kennelijk meent belanghebbende dat haar op die gronden geen verwijt kan worden gemaakt ter zake van het ontbetaald blijven van de belastingschulden. Daarmee miskent zij echter dat elk der bestuurders van een vennootschap verantwoordelijk is voor de gehele gang van zaken binnen de onderneming van de vennootschap, ook indien hij feitelijk niet bij de bedrijfsvoering is betrokken. Belanghebbende had voorts moeten weten dat zij, door zich aan de op haar rustende verantwoordelijkheid te onttrekken en zelfs niet enig toezicht of controle uit te oefenen ten aanzien van de bedrijfsvoering, het risico nam dat de zaken bij de vennootschappen fout zouden lopen en dat zij daarvoor als bestuurder zou worden aangesproken.
5.9.3 Ook voor het overige is belanghebbende er niet in geslaagd aan te tonen dat zij in de onmogelijkheid verkeerde voor de betaling te zorgen. De omstandigheden dat binnen de interne bedrijfsvoering een ander tot taak had ervoor te zorgen dat werd voldaan aan de op de vennootschappen rustende fiscale verplichtingen en dat belanghebbende nooit een vergoeding heeft ontvangen voor haar functie bij de vennootschappen, doen hieraan niet af.
5.10 Gelet op het voorgaande is belanghebbende aansprakelijk voor de winstbelastingschulden van O. NV, G. NV en D. NV, als genoemd in 5.2.4, voor zover deze nog openstaan en voor zover daarin geen boetes of verhogingen zijn begrepen.
6. Beslissing
De Raad verklaart de beroepen, voor wat betreft de hoofdelijke aansprakelijkheid van belanghebbende voor de nog openstaande winstbelastingschulden ongegrond, en overigens gegrond.
Alsdan gedaan in raadkamer door mrs. J.Th. Drop, C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen in tegen¬woor¬dig¬heid van de secretaris S.J. Rasmijn en uitgesproken in het openbaar op 3 september 2008.