ECLI:NL:ORBBNAA:2008:8

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
15 augustus 2008
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
2007/0171
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.Th. Drop
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de heffing van premie AVBZ over pensioenuitkeringen uit Nederland

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 15 augustus 2008 uitspraak gedaan over de vraag of een uit Nederland genoten pensioen behoort tot de maatstaf van heffing voor de premie AVBZ. De belanghebbende, woonachtig op de Nederlandse Antillen, ontving in 2005 pensioenuitkeringen van het ABP in Nederland. De Inspecteur had een aanslag in de premieheffing AVBZ opgelegd, waartegen de belanghebbende bezwaar had aangetekend. De Inspecteur verminderde de aanslag, maar de belanghebbende ging in beroep tegen deze beslissing.

De Raad heeft vastgesteld dat het pensioen, volgens de Landsverordening op de inkomstenbelasting, moet worden gerekend tot het (on)zuiver inkomen en het belastbaar inkomen. De belanghebbende voerde aan dat het pensioen al in Nederland was belast en daarom niet tot het belastbare inkomen voor de premie AVBZ mocht worden gerekend. Hij stelde dat de Inspecteur in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur handelde door het begrip 'wereldinkomen' te gebruiken en niet duidelijk te maken welke maatstaf van heffing werd gehanteerd.

De Raad oordeelde dat de BRK niet van toepassing is op de premie AVBZ, waardoor de belanghebbende geen recht had op voorkoming van dubbele belasting. De Raad concludeerde dat de Inspecteur niet in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld en dat het beroep van de belanghebbende faalde. De Raad verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van de Inspecteur werd bevestigd.

Uitspraak

Beschikking d.d 15 augustus 2008, nr. 2007/0171
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Curaçao,
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur].

1.Het procesverloop

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 op 24 november 2006 een aanslag in de premieheffing AVBZ opgelegd naar een belastbaar inkomen van Naf. 102.146.
1.2
Belanghebbende is op 15 januari 2007 tijdig in bezwaar gekomen tegen de aanslag. Bij uitspraken van 4 mei 2007 heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van Naf. 101.646.
1.3
Belanghebbende is op 11 juni 2007 tegen deze uitspraak in beroep gekomen.
1.4
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5
Ter zitting van 4 april 2007 te Willemstad zijn verschenen belanghebbende, alsmede [A] namens de Inspecteur.
1.6
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota ingebracht.

2.De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door een van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.1
Belanghebbende woont op de Nederlandse Antillen. Hij ontvangt in 2005 pensioenuitkeringen van het in Nederland gevestigde ABP.

3.Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of het uit Nederland genoten pensioen behoort tot de maatstaf van heffing voor de premie AVBZ.

4.De standpunten van partijen

4.1
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het uit Nederland genoten pensioen al in
Nederland is belast en niet tot het met premie AVBZ belaste inkomen mag worden gerekend. In dat verband voert hij aan dat ten gevolge van de voorkoming van dubbele belasting het pensioen niet tot het zuiver inkomen als bedoeld in de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943, (hierna: de LIB), kan worden gerekend, zodat het niet tot de maatstaf van heffing voor de premie AVBZ behoort. Daarnaast stelt belanghebbende dat de Inspecteur heeft gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In dit verband voert hij aan dat de Inspecteur ten onrechte gebruik maakt van het niet in de wet opgenomen begrip `wereldinkomen', dat niet duidelijk is welke maatstaf van heffing de Inspecteur gebruikt nu hij enerzijds spreekt over wereldinkomen en anderzijds over belastbaar inkomen, zodat het motiveringsbeginsel is geschonden, dat de Inspecteur ten onrechte stelt dat zou moeten worden aangesloten bij het belastbaar in plaats van het zuiver inkomen waardoor het rechtszekerheidsbeginsel is geschonden en dat de Inspecteur het standpunt van belanghebbende slechts gedeeltelijk weergeeft en zodoende het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden.
4.2
De Inspecteur bestrijdt dat ter zake van het pensioen geen premie AVBZ verschuldigd is.
4.3
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, alsmede op hetgeen zij ter zitting hebben bijgebracht.

5.Beoordeling van het geschil

5.1
In artikel 20, lid 1 en 2, van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten, wordt voor zover in deze van belang bepaald dat de premie AVBZ wordt geheven over het inkomen, waaronder wordt verstaan het zuiver inkomen in de zin van de LIB.
5.2
Op grond van het derde lid van het artikel wordt, voor zover in deze van belang, tot het door de binnen de Nederlandse Antillen wonende belastingplichtigen genoten zuivere inkomen gerekend de opbrengst van onderneming en arbeid.
5.3
Het door belanghebbende uit Nederland genoten pensioen behoort ingevolge artikel 6, lid 1, LIB, tot de door belanghebbende in 2005 genoten opbrengst van onderneming en arbeid. Daaruit volgt dat het pensioen wordt gerekend tot het (on)zuiver inkomen en het belastbaar inkomen voor de LIB, alsmede tot het inkomen waarover premie AVBZ wordt geheven.
5.4
Zoals belanghebbende terecht stelt, is ingevolge artikel 3 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (hierna: het BRK), deze regeling van toepassing ter zake van de inkomstenbelasting. Ingevolge artikel 17 van de BRK mag Nederland inkomstenbelasting heffen ten aanzien van het pensioen dat belanghebbende uit Nederland ontvangt. Nu belanghebbende in de Nederlandse Antillen woont en het pensioen tot zijn belastbaar inkomen wordt gerekend, zou dat zonder nadere regeling tot dubbele inkomstenbelastingheffing leiden. Overeenkomstig artikel 24 van de BRK wordt daarom een vermindering van de over het inkomen berekende belasting verleend ter voorkoming van dubbele belasting. Zodoende wordt de over het (belastbaar) inkomen berekende inkomstenbelasting verminderd, ter bepaling van de daadwerkelijk verschuldigde inkomstenbelasting in de Nederlandse Antillen. Het is derhalve niet zo dat, zoals belanghebbende stelt, ter voorkoming van dubbele belasting het pensioen niet langer tot het (zuiver dan wel belastbaar) inkomen als bedoeld in de LIB wordt gerekend.
5.5
Ingevolge artikel 3 van de BRK is de regeling, zoveel de Nederlandse Antillen betreft, naast op de inkomstenbelasting uitsluitend nog van toepassing op de winstbelasting. De BRK is derhalve niet van toepassing ter zake van de premie AVBZ, zodat de regeling in de onderhavige zaak geen toepassing kan vinden. Belanghebbende heeft dientengevolge, in tegenstelling tot voor de inkomstenbelasting, geen recht op voorkoming van dubbele heffing.
5.6
Naar aanleiding van de stelling dat de Inspecteur algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden, merkt de Raad het volgende op. Het begrip `wereldinkomen' pleegt in het fiscale recht te worden bedoeld het totale inkomen van een belastingplichtig, ongeacht waar het is genoten. Het kan de Inspecteur niet worden verweten dit begrip in de onderhavige zaak te hebben gebruikt, hoewel het belanghebbende moet worden nagegeven dat het op de weg van de Inspecteur had gelegen dit begrip nader toe te lichten nu hij wist of had kunnen weten dat belanghebbende geen fiscaal deskundige is. De enkele omstandigheid dat de Inspecteur zou handelen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en/of het motiveringsbeginsel, leidt er voorts niet toe dat minder premie AVBZ verschuldigd is; de Raad zal dan ook niet ingaan op de vraag of die beginselen zijn geschonden. Tenslotte leidt de omstandigheid dat, zoals belanghebbende terecht heeft gesteld, de Inspecteur ten onrechte heeft verklaard dat de maatstaf van heffing voor de premie AVBZ niet langer het onzuiver inkomen is, niet tot de conclusie dat de Inspecteur in strijd heeft gehandeld met het rechtszekerheidsbeginsel.
5.7
Gelet op het voorgaande faalt het beroep van belanghebbende.

6.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in raadkamer door mrs. J.Th. Drop, C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen in tegenwoordigheid van de secretaris S.J. Rasmijn en uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2008.