In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 21 februari 2008, staat de belastbare waarde van een bedrijvencomplex centraal. De belanghebbende, die een aanslag in de grondbelasting had ontvangen voor het jaar 2002, had bezwaar aangetekend tegen de uitspraak van de Inspecteur, die de aanslag had verminderd maar de belastbare waarde handhaafde. De belanghebbende stelde dat de waarde van het complex, dat onder andere als manege en voor appartementenverhuur werd gebruikt, te hoog was vastgesteld door de Inspecteur. De Inspecteur had de waarde vastgesteld op Naf 1.200.000, terwijl de belanghebbende deze waarde op Naf 300.000 schatte, gebaseerd op de huurprijs van Naf 2000 per maand. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de Inspecteur zijn waarde onderbouwde met een advertentie waarin het complex te koop werd aangeboden voor Naf 1.920.000, maar de Raad oordeelde dat dit onvoldoende bewijs was voor de door de Inspecteur verdedigde waarde.
De Raad concludeerde dat de bewijslast voor de belastbare waarde bij de Inspecteur lag. De Raad oordeelde dat de door de belanghebbende opgegeven huurprijs van Naf 2000 per maand niet in overeenstemming was met de economische realiteit, gezien de huurprijzen die eerder voor de appartementen werden ontvangen. De Raad besloot uiteindelijk dat de belastbare waarde in goede justitie moest worden vastgesteld. Op basis van de ontvangen huur voor de appartementen en de omvang van het complex, stelde de Raad de belastbare waarde vast op Naf 600.000. De uitspraak op bezwaar werd vernietigd en de aanslag werd dienovereenkomstig verminderd tot Naf 1552, inclusief opcenten.