ECLI:NL:ORBBNAA:2007:2

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
23 april 2007
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
2005/0035
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Drop
  • A. Groeneveld
  • J. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om belastingrestitutie bij dubbel verzonden goederen en de beoordeling van dwaling en verschoonbaar verzuim

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 23 april 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de Inspecteur over een verzoek tot belastingrestitutie. De belanghebbende had in juni-juli 2003 verschillende aangiften ten invoer gedaan voor mobiele telefoons en verzocht om restitutie van invoerrechten op basis van artikel 128a van de Landsverordening in-, uit- en doorvoer (LIUD). De Inspecteur had dit verzoek afgewezen, waarna de belanghebbende in beroep ging.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2006 en de voortzetting op 30 oktober 2006, werd de kwestie van dwaling en verschoonbaar verzuim besproken. De belanghebbende stelde dat zij door een administratieve fout ongeveer 17.000 mobiele telefoons dubbel had ingevoerd, wat leidde tot een te hoge betaling van invoerrechten. De Inspecteur betwistte deze claim en stelde dat de invoergegevens niet klopten.

De Raad oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd om haar stelling van dwaling te onderbouwen. De overgelegde documenten, waaronder credit memo's, toonden niet aan dat de teruggezonden telefoons deel uitmaakten van een dubbel verzonden partij. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van dwaling of verschoonbaar verzuim, en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

Beschikking d.d. 23 april 2007, nr. 2005/0035
RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake: [belanghebbende],
gemachtigde [A],
tegen
[de Inspecteur].

1.Loop van het geding

1.1.
In de maanden juni-juli 2003 heeft belanghebbende verschillende aangiften ten invoer onder betaling van invoerrechten voor zendingen mobiele telefoons gedaan. Op 10 september 2003 heeft belanghebbende bij de Afdeling Techniek van de Inspectie der Invoerrechten en Accijnzen een verzoek ingediend om restitutie met toepassing van artikel 128a van de Landsverordening in-, uit- en doorvoer (hierna: LIUD). Op dit verzoek is door de Inspecteur afwijzend beschikt. Belanghebbende is tegen de uitspraak op het bezwaarschrift tijdig in beroep gekomen.
1.2.
Het beroep is mondeling behandeld ter zitting van de Raad van 3 april 2006, gehouden op Aruba. Beide partijen zijn verschenen; zij hebben elk een pleitnota overgelegd. De mondelinge behandeling van het beroep is geschorst teneinde belanghebbende in de gelegenheid te stellen bewijs te leveren van haar stellingen door overlegging van een door een registeraccountant opgestelde en ondertekende goederenbeweging, alsmede van de financiële afwikkeling van de totale transacties inclusief de daarbij behorende creditnota's en dergelijke. De mondelinge behandeling is voortgezet ter zitting van de Raad van 30 oktober 2006, gehouden op Aruba. Ter zitting zijn verschenen namens belanghebbende haar gemachtigde, tot bijstand vergezeld door de interne accountant van [N.V] [B], en namens de Inspecteur mevrouw [C], tot bijstand vergezeld door [D].

2.Omschrijving geschil en standpunten van partijen

2.1.
In geschil is het antwoord op de vraag of sprake is van dwaling of verschoonbaar verzuim in de zin van artikel 128a LIUD. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
2.2.
Belanghebbende stelt dat zij, doordat een aantal van de door haar geplaatste orders voor mobiele telefoons dubbel zijn verscheept in de maanden juni-juli 2003, ongeveer 17.000 stuks met een douanewaarde van in totaal Afl. 195.000 teveel heeft ingevoerd. Van deze telefoons zijn er in de periode van 30 september 2003 tot 20 november 2003 bij een twintigtal gelegenheden 10.910 stuks naar de leverancier teruggezonden. Haar verzoek om restitutie betreft dit teruggezonden aantal.
2.3.
De Inspecteur heeft aangevoerd dat uit de invoergegevens van belanghebbende blijkt dat zij gedurende de maanden juni-juli 2003 28.925 mobiele telefoons heeft ingevoerd onder betaling van Afl. 421.369,73 aan invoerrechten. De Inspecteur bestrijdt dat sprake is van dubbel verzonden goederen.

3.Beoordeling van het geschil3.1. Artikel 128a LIUD luidt:

"De Inspecteur is bevoegd teruggave te verlenen van wegens dwaling of verschoonbaar verzuim teveel of ten onrechte betaalde invoerrechten, mits het terug te geven bedrag per aangifte of document Afl. 0,50 of meer bedraagt."
3.2.
De Raad stelt voorop dat van dwaling of verschoonbaar verzuim geen sprake is indien de invoer van goederen berust op een overschatting van de afzetmogelijkheden daarvan in Aruba. Terugzending van goederen bij gebrek aan afzetmogelijkheden kan dan ook niet tot een teruggave als bedoeld in artikel 128a LIUD leiden.
3.3.
Belanghebbende heeft ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van dwaling een brief overgelegd van Facey Commodity Company limited waarin onder meer wordt gesteld:
"Approximately 17,000 units of GSM cellular phones shipped to Aruba between may 26th 2003 and july 18th 2003 was sent in error due to an administrative mistake on our part, resulted in double shipments of a few orders."
3.4.
De Inspecteur heeft deze verklaring bestreden en erop gewezen dat op een totaal aantal van 28.925 telefoons er rekenkundig bezien niet 17.000 dubbel kunnen zijn verscheept.
3.5.
De Raad heeft belanghebbende vervolgens in de gelegenheid gesteld haar stelling nader te onderbouwen op de onder 1.2 bedoelde wijze.
3.6.
Belanghebbende heeft aan deze bewijsopdracht niet voldaan. Wel heeft zij op de tweede zitting een twintigtal "credit memo's" overgelegd waaruit blijkt dat in totaal 10.910 telefoons door de leverancier zijn teruggenomen. Ter zitting is tevens komen vast te staan dat deze telefoons op reguliere wijze uit Aruba zijn uitgevoerd.
3.7.
Uit deze overgelegde stukken blijkt echter niet dat de daarin vermelde (terug) uitgevoerde telefoons behoorden tot een partij die dubbel zou zijn ingevoerd. De tot bijstand van de gemachtigde meegekomen interne accountant verklaarde desgevraagd dat zij een dergelijke relatie niet kon leggen.
3.8.
Voorts leidt de Raad uit de overgelegde credit memo's waarop melding wordt gemaakt van "Shipping & Handling" of dat de kosten daarvan voor rekening van belanghebbende zijn gekomen, hetgeen erop duidt dat als er al sprake zou zijn van een vergissing, deze niet, althans niet uitsluitend, aan de leverancier is te wijten. Belanghebbende heeft deze zienswijze ter zitting niet bestreden.
3.9.
Een en ander brengt de Raad tot het oordeel dat belanghebbende niet erin is geslaagd het bewijs te leveren van haar stelling dat als gevolg van dwaling teveel invoerrecht is betaald.
3.10.
Het vorenstaande leidt ertoe dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan in de raadkamer op 23 april 2007 door mrs. Drop, Groeneveld en Overgaauw, in tegenwoordigheid van de secretaris mevrouw S. Rasmijn.