ECLI:NL:ORBBNAA:2006:BQ9542

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
24 maart 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2004-0818 en 0821
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Drop
  • A. Groeneveld
  • J. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premieheffing AVBZ; beoordeling nieuw feit

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 24 maart 2006 uitspraak gedaan over de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premieheffing AVBZ die aan belanghebbende zijn opgelegd voor het jaar 1997. De Inspecteur had op basis van de beschikbare gegevens de mening dat betalingen van T N.V. aan belanghebbende vermomde dividendbetalingen waren. De navorderingsaanslagen werden opgelegd op 15 augustus 2003, en de bezwaarschriften van belanghebbende werden op 31 december 2003 door de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep aangetekend, maar verscheen niet ter zitting op 7 november 2005, met een bericht van verhindering.

De Raad heeft de ontvankelijkheid van de beroepen beoordeeld, waarbij belanghebbende aanvoerde dat hij de uitspraken pas eind februari 2004 had ontvangen en dat hij op 19 maart 2004 een chirurgische ingreep had ondergaan. De Raad oordeelde dat belanghebbende, gezien de omstandigheden, tijdig beroep had ingesteld en verklaarde de beroepen ontvankelijk.

In de beoordeling van het geschil kwam naar voren dat belanghebbende had gesteld dat hij bij de aangifte Winstbelasting 1997 een toelichting had gegeven op de door T N.V. betaalde kosten. De Raad concludeerde dat er geen nieuw feit was dat navordering rechtvaardigde. De Inspecteur had geen correcties aangebracht bij de aanslagregeling, omdat deze versneld plaatsvond in verband met het vertrek van belanghebbende naar de Verenigde Staten. De Raad oordeelde dat de navorderingsaanslagen moesten worden vernietigd, omdat het vereiste nieuwe feit ontbrak.

De Raad verklaarde de beroepen gegrond en vernietigde de uitspraken op bezwaar en de opgelegde navorderingsaanslagen. De zaak betreft de vraag of de Inspecteur terecht de door T N.V. betaalde bedragen als vermomd dividend in het inkomen van belanghebbende heeft begrepen, wat door belanghebbende werd ontkend en door de Inspecteur werd bevestigd.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 24 maart 2006
Vonnisnummer : 2004-0818 en 0821
Rechters : mrs. Drop, Groeneveld en Overgaauw
Middel : inkomstenbelasting en de premieheffing AVBZ
Artikel :
Belastingjaar : 1997
Plaats : Bonaire
1. Het procesverloop:
1.1 Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1997 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premieheffing AVBZ opgelegd met dagtekening 15 augustus 2003. Bij beschikkingen met dagtekening 31 december 2003 op de tijdig ingediende bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur de navorderingsaanslagen gehandhaafd. Belanghebbende is daartegen in beroep gekomen, de beroepschriften kwamen op 27 april 2004 binnen ter griffie van de Raad. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
1.2 Ter zitting van 7 november 2005 te Kralendijk is de Inspecteur verschenen. Belanghebbende is niet verschenen met bericht van verhindering.
2. De ontvankelijkheid van de beroepen:
In zijn beroepschriften met dagtekening 3 april 2004 stelt belanghebbende de uitspraken pas eind februari te hebben ontvangen. Voorts vermeldt hij op 19 maart 2004 een chirurgische ingreep te hebben ondergaan. De Raad hecht geloof aan het gestelde als voormeld en vat het op als een beroep op de verschoonbaarheid van het verzuim van overschrijding van de beroepstermijn. Naar het oordeel van de Raad heeft belanghebbende, de door hem gestelde omstandigheden in onderling verband beschouwend, zo spoedig als van hem gevergd kon worden beroep ingesteld. De beroepen zijn derhalve ontvankelijk.
3. Geschil en standpunten van partijen:
Tussen partijen is voorts in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht de door T N.V. betaalde bedragen ter zake van het verblijf en de studie van de echtgenote van belanghebbende als vermomd dividend in het inkomen van belanghebbende heeft begrepen. Voorts houdt partijen verdeeld of de door voormelde vennootschap betaalde “Insurance” een vermomd dividend aan belanghebbende inhoudt.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
4. Beoordeling van het geschil:
4.1 Belanghebbende stelt dat hij bij de aangifte Winstbelasting 1997 van T N.V. een toelichting heeft verstrekt op de door de vennootschap ter zake van de studie in de U.S.A. betaalde kosten en de zakelijkheid van die betalingen. De Raad vat een en ander op als een beroep op het ontbreken van een zogenoemd nieuw feit dat navordering rechtvaardigt.
4.2 De Inspecteur lichtte ter zitting toe dat hij ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslag inkomstenbelasting 1997 op grond van de hem toen ter beschikking staande gegevens, waaronder de toelichting bij de aangifte Winstbelasting 1997 van T N.V., van mening was dat voormelde betalingen van die N.V., alsmede de betalingen onder de naam “Insurance”, vermomde dividendbetalingen aan belanghebbende waren. Correcties ter zake werden niet aangebracht bij de aanslagregeling, omdat die versneld plaatsvond in verband met het vertrek van belanghebbende naar de U.S.A.. De Inspecteur wilde de reactie van belanghebbende afwachten alvorens de aangegeven inkomens door navordering met de vermomde dividenden te corrigeren.
4.3 Op grond van de toelichting van de Inspecteur is de Raad van oordeel dat hij het voor navordering vereiste nieuwe feit ontbeert. De navorderingsaanslagen dienen derhalve te worden vernietigd.
5. Beslissing:
De Raad verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de uitspraken op bezwaar alsmede de opgelegde navorderingsaanslagen.