ECLI:NL:ORBBNAA:2006:BQ9259

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
18 januari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2004-0629
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Mrs. Drop
  • Mrs. Groeneveld
  • Mrs. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van studiekosten en telefoonkosten in de inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 18 januari 2006 uitspraak gedaan over de aftrekbaarheid van studiekosten en telefoonkosten in de inkomstenbelasting voor het jaar 2001. De belanghebbende had een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen, gebaseerd op een belastbaar inkomen van Naf. 51.271. Na het indienen van een bezwaarschrift en een beroepschrift, werd de zaak behandeld tijdens een zitting op 8 november 2005 te Willemstad. De belanghebbende stelde dat een bedrag van Naf. 199,30 aan telefoonkosten voor het onderhouden van contact met zijn dochter aftrekbaar zou moeten zijn, terwijl de Inspecteur dit ontkende. Daarnaast was er een geschil over de aftrekbaarheid van een ouderlijke bijdrage van Naf. 2.965,56 aan de Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC) in verband met de studiefinanciering van zijn dochter.

De Raad oordeelde dat volgens artikel 16A van de Landsverordening op de inkomstenbelasting, buitengewone lasten voor aftrek in aanmerking komen, waaronder studiekosten voor kinderen jonger dan 27 jaar, tot een maximum van Naf. 10.000. De Raad verduidelijkte dat telefoonkosten sinds 1 januari 2001 niet meer als buitengewone lasten voor studiekosten in aanmerking komen. De belanghebbende had geen recht op aftrek van de telefoonkosten, ongeacht zijn claim dat hij niet op de hoogte was van de wetswijziging.

Wat betreft de ouderlijke bijdrage aan de SSC, oordeelde de Raad dat deze bijdrage slechts pro rata aftrekbaar was, afhankelijk van de samenstelling van de studiebeurs. De Raad concludeerde dat de belanghebbende recht had op een aftrek van Naf. 814,16 voor de studiekosten van zijn dochter, terwijl de Inspecteur een bedrag van Naf. 2.814,00 als buitengewone lasten had geaccepteerd. De Raad verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekende dat de aanslag niet te hoog was vastgesteld en de Inspecteur correct had gehandeld.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 18 januari 2006, nr. 2004-0629
1. Het procesverloop:
1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van Naf. 51.271. Belanghebbende heeft tijdig een bezwaarschrift ingediend. De Inspecteur heeft in de uitspraak op het bezwaarschrift de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft vervolgens tijdig een beroepschrift bij de Raad ingediend. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft ter zitting in reactie op het vertoogschrift van de Inspecteur een verweerschrift overgelegd. De Raad merkt dit stuk aan als pleitnota. De Inspecteur heeft van dit stuk kennisgenomen en daarop inhoudelijk gereageerd. De Raad rekent de pleitnota tot de processtukken.
1.2 Ter zitting van 8 november 2005 te Willemstad zijn verschenen belanghebbende en namens de Inspecteur drs. P.
2. Geschil en standpunten van partijen:
Ter zitting heeft appellant het beroep tegen de aanslag IB over 2002 (nr. 2004/630) ingetrokken.
Voorts hebben partijen ter zitting hun geschil beperkt tot:
a. het antwoord op de vraag of het door belanghebbende opgevoerde bedrag van NAf 199,30 aan telefoonkosten voor het onderhouden van contact met zijn dochter S aftrekbaar is, welke vraag belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt;
b. de mate waarin de ouderlijke bijdrage ten bedrage van NAf 2.965,56 die belanghebbende in 2001 aan de Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC) heeft betaald in verband met de studiefinanciering van zijn dochter S, aftrekbaar is. Belanghebbende neemt het standpunt in dat dit bedrag voor het geheel aftrekbaar is. De Inspecteur stelt dat het bedrag slechts aftrekbaar is in de verhouding waarin de in de door SSC verstrekte studiebeurs begrepen studiekosten staan tot het totaal van de door SSC verstrekte studiebeurs. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
3. Beoordeling van het geschil:
3.1 Ingevolge artikel 16A, eerste lid, onderdeel e, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting (hierna: LIB), zoals deze bepaling met ingang van het jaar 2001 luidt, komen als buitengewone lasten voor aftrek in aanmerking de op de belastingplichtige drukkende uitgaven ter zake van de kosten van studie van een middelbaar beroeps-, hoger beroeps-, universitaire of daarmee vergelijkbare opleiding voor eigen kinderen jonger dan 27 jaar, tot ten hoogste NAf. 10.000.
3.2 Artikel 16A, derde lid, LIB bepaalt met ingang van 1 januari 2001 dat tot de buitengewone lasten ter zake van studiekosten niet worden gerekend, andere kosten dan school- of collegegeld, kosten van boeken en ander verplicht lesmateriaal, niet zijnde voorwerpen als omschreven in artikel 9C, tweede lid, onderdeel a, LIB, alsmede (onder beperkingen) kosten van interinsulair of internationaal vervoer.
3.3 Op grond van deze wettelijke bepalingen is de Raad van oordeel dat het gelijk wat betreft de in onderdeel 2 bij a vermelde vraag aan de Inspecteur is. Telefoonkosten komen met ingang van 1 januari 2001 niet meer als buitengewone lasten ter zake van studie in aanmerking. De omstandigheid dat belanghebbende stelt van de wetswijziging per 1 januari 2001 niet op de hoogte te zijn geweest, brengt in dit oordeel geen wijziging.
3.4 Wat betreft de in onderdeel 2 bij a vermelde vraag stelt de Raad het volgende vast. De dochter van belanghebbende geniet een volledige studiebeurs van SSC. Deze studiebeurs is als volgt samengesteld:
Tabel
De in de studiebeurs begrepen kosten van verplicht lesmateriaal bedragen NAf 200,00. De in totaal in de studiebeurs begrepen kosten die, indien geen studiebeurs zou zijn verstrekt als buitengewone lasten studiekosten voor aftrek in aanmerking zouden komen, belopen NAf. 4.048,65 (2.862,63 + 986,02 + 200,00)
3.5 De Raad overweegt dienaangaande dat van de aan SSC door belanghebbende betaalde bijdrage niet kan worden gezegd dat deze op een bepaald deel van de door SSC verstrekte beurs betrekking heeft. De Raad is daarom van oordeel dat slechts een pro rata toerekening van deze bijdrage aan de aan de in studiebeurs begrepen bestanddelen in aanmerking komt. De Raad overweegt daarbij dat voorzover studiekosten van een kind kunnen worden bestreden uit een aan het kind verstrekte studiebeurs, eventuele bijdragen van de ouder in de studiekosten van het kind niet drukken in de zin van de aanhef van artikel 16A LIB. De samenstelling van de beurs kan daarbij tot uitgangspunt worden genomen, in die zin dat de daarin voor studiekosten in de zin van artikel 16A, derde lid, LIB opgenomen bedragen ook feitelijk geacht worden door het kind daaruit te zijn voldaan.
3.6 Gelet op het vorenstaande heeft belanghebbende recht op aftrek ter zake van studiekosten van zijn dochter tot een bedrag van NAf 814,16 (4.048,65/14.747,06 * NAf 2.965,56). Bij het opleggen van de aanslag heeft de Inspecteur een bedrag van NAf 2.814,00 als buitengewone lasten studiekosten voor zijn dochter in aanmerking genomen. Daarin is begrepen een bedrag van NAf 1769,04 voor het door belanghebbende betaalde vliegticket van zijn dochter. Ter zake van de bijdrage van belanghebbende aan de SSC heeft de Inspecteur per saldo dus NAf 1.004,96 in aftrek aanvaard. De aanslag is op dit punt dus niet te hoog vastgesteld.
3.7 Het vorenstaande leidt ertoe dat moet worden beslist als volgt.
4. Beslissing:
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
Mrs Drop, Groeneveld en Overgaauw