Uitspraak
zitting houdende in Aruba,
gemachtigde [A],
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
In deze zaak gaat het om de vraag of de gelden die belanghebbende onttrekt uit zijn N.V. voor levensonderhoud als belastbaar inkomen kunnen worden aangemerkt. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft op 18 januari 2006 uitspraak gedaan in het geschil tussen belanghebbende en de Inspecteur over de aanslagen in de inkomstenbelasting voor de jaren 2000 en 2001. De Inspecteur had het belastbare inkomen van belanghebbende voor 2000 geschat op Afl. 200.000 en voor 2001 op Afl. 150.000. Belanghebbende had hiertegen bezwaar aangetekend, maar de Inspecteur handhaafde de aanslagen. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 november 2005 werd de zaak besproken, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur aanwezig waren.
De Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende in zijn aangiften voor de jaren 2000 en 2001 geen inkomsten had opgegeven en dat hij kinderaftrek had gevraagd. De Inspecteur had belanghebbende gevraagd om nadere toelichting over zijn levensonderhoud, waarop belanghebbende aangaf gelden uit zijn N.V. te onttrekken. De Raad oordeelde dat de Inspecteur relevante vragen had gesteld en dat belanghebbende onvoldoende had gereageerd. Hierdoor kon de Inspecteur de aanslagen schatten op basis van artikel 37 van de Landsverordening inkomstenbelasting.
De Raad concludeerde dat belanghebbende niet had aangetoond dat hij een rekening courantvordering had bij zijn N.V. die hem in staat stelde om in zijn levensonderhoud te voorzien. Desondanks oordeelde de Raad dat de oorspronkelijke schattingen van de Inspecteur niet redelijk waren en stelde de belastbare inkomens voor de jaren 2000 en 2001 vast op Afl. 90.000. De Raad verklaarde de beroepen gegrond en verminderde de aanslagen overeenkomstig.