ECLI:NL:ORBBNAA:2006:2

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
24 maart 2006
Publicatiedatum
17 september 2019
Zaaknummer
2004/818 en 821
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.Th. Drop
  • A. Groeneveld
  • C. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermomde dividendbetalingen onder ‘studiekosten’ en ‘insurance’

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 24 maart 2006 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de beroepen van belanghebbende tegen navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premieheffing AVBZ voor het jaar 1997. De navorderingsaanslagen waren opgelegd op 15 augustus 2003, en de Inspecteur had deze gehandhaafd na bezwaarschriften van belanghebbende. Belanghebbende heeft op 27 april 2004 beroep ingesteld, maar was niet aanwezig op de zitting van 7 november 2005, met een bericht van verhindering wegens een chirurgische ingreep. De Raad heeft de ontvankelijkheid van de beroepen beoordeeld en geoordeeld dat belanghebbende, gezien de omstandigheden, tijdig beroep had ingesteld.

Het geschil betreft de vraag of de Inspecteur terecht de door een vennootschap betaalde bedragen voor de studie van de echtgenote van belanghebbende als vermomd dividend heeft aangemerkt. Belanghebbende ontkent dit, terwijl de Inspecteur bevestigt dat de betalingen onder de naam 'Insurance' ook als vermomd dividend moeten worden gezien. De Raad heeft de argumenten van beide partijen in overweging genomen en vastgesteld dat de Inspecteur bij het opleggen van de primitieve aanslag inkomstenbelasting 1997 niet over voldoende nieuwe feiten beschikte om de navorderingsaanslagen te rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de Raad de beroepen gegrond verklaard en de navorderingsaanslagen vernietigd, omdat er geen nieuw feit was dat navordering rechtvaardigde. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering en de noodzaak voor de Inspecteur om voldoende onderbouwing te hebben voor zijn standpunten in belastingzaken.

Uitspraak

Beschikkingen d.d. 24 maart 2006, nr. 2004/818 en 821
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende op Bonaire,
inzake: [belanghebbende],
tegen
[de Inspecteur].

1.Het procesverloop.

1.1.
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1997 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premieheffing AVBZ opgelegd met dagtekening 15 augustus 2003. Bij beschikkingen met dagtekening 31 december 2003 op de tijdig ingediende bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur de navorderingsaanslagen gehandhaafd. Belanghebbende is daartegen in beroep gekomen, de beroepschriften kwamen op 27 april 2004 binnen ter griffie van de Raad. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
1.2.
Ter zitting van 7 november 2005 te Kralendijk is de Inspecteur verschenen. Belanghebbende is niet verschenen met bericht van verhindering.

2.De ontvankelijkheid van de beroepen

In zijn beroepschriften met dagtekening 3 april 2004 stelt belanghebbende de uitspraken pas eind februari te hebben ontvangen. Voorts vermeldt hij op 19 maart 2004 een chirurgisch ingreep te hebben ondergaan. De Raad hecht geloof aan het gestelde als voormeld en vat het op als een beroep op de verschoonbaarheid van het verzuim van overschrijding van de beroepstermijn. Naar het oordeel van de Raad heeft belanghebbende, de door hem gestelde omstandigheden in onderling verband beschouwend, zo spoedig als van hem gevergd kon worden beroep ingesteld. De beroepen zijn derhalve ontvankelijk.

3.Geschil en standpunten van partijen

Tussen partijen is voorts in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht de door [N.V. 1] betaalde bedragen ter zake van het verblijf en de studie van de echtgenote van belanghebbende als vermomd dividend in het inkomen van belanghebbende heeft begrepen. Voorts houdt partijen verdeeld of de door voormelde vennootschap betaalde "Insurance" een vermomd dividend aan belanghebbende inhoudt.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.

4.Beoordeling van het geschil.

4.1.
Belanghebbende stelt dat hij bij de aangifte Winstbelasting 1997 van [N.V. 1]een toelichting heeft verstrekt op de door de vennootschap ter zake van de studie in de U.S.A. betaalde kosten en de zakelijkheid van die betalingen. De Raad vat een en ander op als een beroep op het ontbreken van een zogenoemd nieuw feit dat navordering rechtvaardigt.
4.2.
De Inspecteur lichtte ter zitting toe dat hij ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslag inkomstenbelasting 1997 op grond van de hem toen ter beschikking staande gegevens, waaronder de toelichting bij de aangifte Winstbelasting 1997 van [N.V. 1], van mening was dat voormelde betalingen van die N.V., alsmede de betalingen onder de naam "Insurance", vermomde dividendbetalingen aan belanghebbende waren. Correcties ter zake werden niet aangebracht bij de aanslagregeling, omdat die versneld plaatsvond in verband met het vertrek van belanghebbende naar de U.S.A. De Inspecteur wilde de reactie van belanghebbende afwachten alvorens de aangegeven inkomens door navordering met de vermomde dividenden te corrigeren.
4.3.
Op grond van de toelichting van de Inspecteur is de Raad van oordeel dat hij het voor navordering vereiste nieuwe feit ontbeert. De navorderingsaanslagen dienen derhalve te worden vernietigd.

5.Beslissing

De Raad verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de uitspraken op bezwaar alsmede de opgelegde navorderingsaanslagen.
Aldus gedaan in raadkamer op 24 maart 2006 door mrs. Drop, Groeneveld en Overgaauw, in tegenwoordigheid van de secretaris mevrouw S. Rasmijn.
w.g. S.J. Rasmijn w.g. J.Th. Drop
Voor afschrift:
De secretaris van de Raad van Beroep voor Belastingzaken.