Uitspraak
zitting houdende op Bonaire,
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 24 maart 2006 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de beroepen van belanghebbende tegen navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premieheffing AVBZ voor het jaar 1997. De navorderingsaanslagen waren opgelegd op 15 augustus 2003, en de Inspecteur had deze gehandhaafd na bezwaarschriften van belanghebbende. Belanghebbende heeft op 27 april 2004 beroep ingesteld, maar was niet aanwezig op de zitting van 7 november 2005, met een bericht van verhindering wegens een chirurgische ingreep. De Raad heeft de ontvankelijkheid van de beroepen beoordeeld en geoordeeld dat belanghebbende, gezien de omstandigheden, tijdig beroep had ingesteld.
Het geschil betreft de vraag of de Inspecteur terecht de door een vennootschap betaalde bedragen voor de studie van de echtgenote van belanghebbende als vermomd dividend heeft aangemerkt. Belanghebbende ontkent dit, terwijl de Inspecteur bevestigt dat de betalingen onder de naam 'Insurance' ook als vermomd dividend moeten worden gezien. De Raad heeft de argumenten van beide partijen in overweging genomen en vastgesteld dat de Inspecteur bij het opleggen van de primitieve aanslag inkomstenbelasting 1997 niet over voldoende nieuwe feiten beschikte om de navorderingsaanslagen te rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de Raad de beroepen gegrond verklaard en de navorderingsaanslagen vernietigd, omdat er geen nieuw feit was dat navordering rechtvaardigde. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering en de noodzaak voor de Inspecteur om voldoende onderbouwing te hebben voor zijn standpunten in belastingzaken.