Beschikking van 27 juni 2005, nr. 2002-1982.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Sint Maarten,
1.1. Belanghebbende heeft bij brief van 19 december 2000 aan de Gouverneur verzocht om te worden aangemerkt als een onderneming in de zin van de Landsverordening ter bevordering van Bedrijfsvestiging en Hotelbouw gedurende 11 jaren. Bij beschikking van 16 oktober 2002, no 70/JAZ’01 is het verzoek door de minister van Financiën afgewezen.
1.2. Belanghebbende is tegen de beschikking op 22 november 2002, dus tijdig, in beroep gekomen bij de Raad. Namens de minister heeft de Directie Fiscale Zaken een vertoogschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad op 19 april 2004. Beide partijen zijn verschenen. Belanghebbende heeft een pleitnota ingebracht.
2. Feiten en geschilomschrijving
2.1. Belanghebbende heeft als doelstelling het ontwerpen en ontwikkelen van toeristische projecten zoals hotels, bungalowparken als ook timeshare en investmentshare projecten. Zij heeft op 19 december 2000 een verzoek ingediend om gedurende 11 jaren te worden aangemerkt als een onderneming in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a of onder b, van de Landsverordening ter bevordering van Bedrijfsvestiging en Hotelbouw, PB 1997/301 (hierna: de LV). Volgens het verzoek is zij voornemens om grond aan te kopen en daarop 32 timeshare appartementen te bouwen met een zwembad, een seawall als mede loop- en parkeerplaatsen. Zij schatte de totale investering voor dit resort op ruim Naf. 11.000.000 en het aantal nieuwe arbeidsplaatsen op ten minste 20.
2.2. Op 17 juli 2002 bracht de tax holiday commissie van het Bestuurscollege van het Eilandgebied een negatief advies uit in zake de aanvraag van belanghebbende aan de Directie der Belastingen. Volgens de commissie voldoen timeshare projecten niet aan het vereiste van de LV. Het Bestuurscollege van het Eilandsgebied zelf adviseerde op 17 juli 2002 daarentegen positief, omdat timeshare projecten belangrijk zijn voor de toeristenindustrie. In haar afwijzende beschikking van 16 oktober 2002 wees de Minister erop dat belanghebbende geen onderneming drijft die gericht is op de exploitatie van hotel of een andere gelegenheid tot verblijf of ontspanning. Zij is gericht op de bouw en verkoop van timeshare appartementen, aldus de Minister. Zij vervolgt met de overweging dat de timeshare eenheden reeds op voorhand verkocht kunnen worden, zodat niet altijd eigen geld nodig is om de investeringen te verrichten.
2.3. Belanghebbende heeft aan een timeshare gerechtigde het gebruiksrecht van een bepaald appartement verleend gedurende één bepaalde week per jaar. Het gebruiksrecht, dat een obligatoir recht is, kan worden onder timeshare gerechtigden worden geruild en aan derden worden vervreemd; het recht heeft een looptijd van 99 jaar. De koopprijs van het gebruiksrecht is ineens, bij vooruitbetaling, voldaan. Belanghebbende onderhoudt het resort, daaronder de appartementen begrepen, en draagt het risico van waardemutaties en van het tenietgaan. De timeshare gerechtigde is verplicht om jaarlijks een onderhoudsbijdrage te voldoen aan belanghebbende. Belanghebbende exploiteert de niet-verkochte timeshare weken als hotelkamers.
3. Geschil en standpunten van partijen
In geschil is of belanghebbende kwalificeert als een onderneming in de zin van artikel 1, eerste lid, van de LV, in het bijzonder als een onderneming tot “exploitatie van een hotel of andere gelegenheid tot verblijf en ontspanning”. De Raad verwijst voor de standpunten van partijen naar de gedingstukken.
4. Beoordeling van het beroep
4.1. Een onderneming kwalificeert voor het verkrijgen van belastingvrijstelling in gevolge de LV indien zij gericht is op “de exploitatie van een hotel of een andere gelegenheid tot verblijf en ontspanning”. Dat volgt uit de tekst van artikel 1, eerste lid, van de LV. De Raad is van oordeel dat de exploitatie van het timeshare resort door belanghebbende voldoet aan deze omschrijving. Immers, de niet-verkochte timeshare weken worden als hotelkamers ter verhuur aangeboden (in zoverre is er een hotel) en de verkochte timeshare weken worden door de timeshare gerechtigden gebruikt als een gelegenheid tot verblijf en ontspanning. Niet van belang is dat de timeshare gerechtigde jaarlijks in dezelfde week terugkeert naar hetzelfde appartement. De exploitatie van een timeshare resort heeft trouwens grote gelijkenis met die van een hotel. Het recht van gebruik van een timeshare gerechtigde is immers sterk verwant aan het recht van de huurder van een hotelkamer, terwijl de exploitant van het timeshare resort, evenals de hotelexploitant, zorg draagt voor het onderhoud aan en de verzekering van de appartementen en aan de gemeenschappelijke ruimtes.
4.2. De minister heeft erop gewezen dat de timeshare weken voor de aanvang van de bouw van de appartementen (kunnen) worden verkocht, zodat belanghebbende slechts over een beperkt bedrag aan eigen middelen behoeft te beschikken om de beoogde investering van Naf 11.000.000 te verrichten. Terecht, naar het oordeel van de Raad, brengt belanghebbende daartegen in dat de minister over het hoofd ziet dat het belanghebbende als economisch eigenaar van het resort is die grote investeringen doet en even zo grote financiële risico’s loopt. Niet van betekenis is dat belanghebbende haar investeringen met geleend geld of met eigen middelen bekostigt en dat zij de appartementen nog voor de bouw ervan begint tegen betaling vooraf langdurig in gebruik geeft.
De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beschikking en wijst de zaak terug naar de Minister om alsnog te beslissen op het verzoek van belanghebbende met inachtneming van de overwegingen van de Raad.
mrs. Van Gijn, Van Ballegooijen en Van Muijen