ECLI:NL:ORBBNAA:2005:BT5994
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Drop
- A. Groeneveld
- J. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Boete wegens niet tijdig doen van aangifte en betalen van de verschuldigde omzetbelasting
In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 25 november 2005, staat de vraag centraal of de belanghebbende terecht een bestuurlijke boete is opgelegd wegens het niet tijdig doen van aangifte en betaling van de omzetbelasting over de maand augustus 2002. De belanghebbende had de aangifte en betaling uiterlijk op 16 september 2002 moeten indienen, maar deze werden pas op 9 oktober 2002 ontvangen door de belastingdienst. De belanghebbende was niet verschenen ter zitting op 9 november 2005, ondanks een deugdelijke oproep op het door haar opgegeven adres.
De Inspecteur stelde dat dit het tweede verzuim van de belanghebbende was en dat er geen omstandigheden waren die de verwijtbaarheid van het handelen van de belanghebbende konden wegnemen. De Raad hechtte geloof aan de stelling van de Inspecteur en oordeelde dat de opgelegde bestuurlijke boete van Naf 500 terecht was, gebaseerd op artikel 18, lid 2 van de Algemene Landsverordening Landsbelastingen in verbinding met artikel 5 van de Beschikking Administratieve Boeten.
De Raad verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarmee de beslissing van de Inspecteur om de naheffingsaanslag te verhogen met een bestuurlijke boete werd bevestigd. De belanghebbende had eerder een taxatieve naheffingsaanslag in de omzetbelasting ontvangen van Naf 27.414, die later was verminderd tot Naf 13.786, maar de boete bleef gehandhaafd. De Raad concludeerde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van een rechtvaardiging voor het verzuim, waardoor de boete gerechtvaardigd was.