ECLI:NL:ORBBNAA:2005:BT2930

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
25 april 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2004-0318
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd wegens onjuiste aangifte bij invoer van een voertuig

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 25 april 2005, staat de opgelegde boete wegens onjuiste aangifte bij de invoer van een voertuig centraal. De belanghebbende had op 20 februari 2003 een Hummer H2 aangeschaft in Miami, Florida, voor een bedrag van $55.000. Bij de invoer van de auto werd echter een factuur overhandigd waarop een lagere koopsom van $44.100 werd vermeld. De Inspecteur van de douane heeft hierop de ontdoken invoerrechten en omzetbelasting nagevorderd en een boete opgelegd van driemaal de ontdoken rechten, gebaseerd op artikel 122, vierde lid van de Algemene Verordening I.U.& D. 1908.

De mondelinge behandeling vond plaats op 11 april 2005, waarbij beide partijen aanwezig waren. De Raad heeft vastgesteld dat de belanghebbende opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakte factuur om minder belasting te betalen. De Inspecteur was gerechtigd om een boete op te leggen van maximaal viermaal de ontdoken belastingen, maar heeft besloten om een boete van driemaal de ontdoken belasting op te leggen. De Raad oordeelt dat de Inspecteur hiermee voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van de belanghebbende.

De Raad verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond, waarmee de opgelegde boete van Naf 25.392,64 in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van correcte aangifte bij invoer en de gevolgen van het opzettelijk indienen van onjuiste informatie bij de douane.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 25 april 2005, nr. 2004-0318
1. Procesverloop
1.1. Aan belanghebbende is op 8 oktober 2003 een beschikking navordering invoerrechten en omzetbelasting alsmede een boete van in totaal Naf 25.392,64 opgelegd.
Belanghebbende heeft op 17 oktober 2003 tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
Gedagtekend 1 maart 2004 heeft de Inspecteur uitspraak gedaan waarbij het bezwaar is afgewezen.
1.2. Op 13 april 2004 is bij de Raad het beroepschrift van belanghebbende binnengekomen, dit beroepschrift is derhalve tijdig ingediend.
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend, binnengekomen bij de Raad op 31 januari 2005.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van de Raad van 11 april 2005. Beide partijen zijn verschenen; belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen, welke pleitnota tot de stukken van het geding wordt gerekend.
2. Feiten
2.1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting zijn, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de ander niet of niet voldoende weersproken, de volgende feiten vast komen te staan.
2.2. Op 20 ferbuari 2003 is door belanghebbende bij Brickel Motors te Miami, Florida een auto Hummer H 2 Marron (hierna: de auto) aangeschaft. De koopsom bedroeg US $ 55.000,-.
2.3. Bij invoer van de auto is aan de douaneautoriteiten een factuur overhandigd waarop een koopsom van $ 44.100,- werd vermeld.
2.4. Na onderzoek door de douaneautoriteiten heeft Brickel Motors een factuur met de juiste koopsom doen toekomen aan de douane.
Belanghebbende heeft verklaard dat hij een aangifte met een te lage aankoopprijs heeft laten indienen om minder belasting bij invoer te betalen.
2.5. Vervolgens heeft de Inspecteur de ontdoken invoerrechten en omzetbelasting nagevorderd. Op grond van het bepaalde in artikel 122, vierde lid van de Algemene Verordening I.U.& D. 1908 heeft de Inspecteur een boete opgelegd van driemaal de ontdoken rechten.
3. Geschil
Tussen partijen is uitsluitend in geschil de opgelegde boete.
4. De overwegingen
4.1. Vaststaat dat belanghebbende zich opzettelijk van een valselijk opgemaakte factuur heeft bediend teneinde minder belasting bij invoer te betalen.
4.2. Op grond van de onder 2.5 genoemde bepaling is de Inspecteur gerechtigd om een boete van maximaal vier maal de ontdoken belastingen op te leggen. De inspecteur heeft een boete opgelegd van driemaal de ontdoken belastingen.
4.3. Naar het oordeel van de Raad heeft de Inspecteur door niet de maximale boete van viermaal de ontdoken belasting op te leggen maar een boete van driemaal de ontdoken belasting op te leggen in voldoende mate rekening gehouden met de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden. Ook overigens acht de Raad de boete passend en geboden.
5. De beslissing
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
mrs. J.Th. Drop als voorzitter en de leden C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen