ECLI:NL:ORBBNAA:2005:BQ8702
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.Th. Drop
- C.W.M. van Ballegooijen
- G.J. van Muijen
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en kosten voor gemene rekening in fiscale eenheid
In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 15 december 2005, staat de vraag centraal of de kosten die door belanghebbende aan haar dochtervennootschappen in rekening zijn gebracht, kunnen worden gekwalificeerd als kosten voor gemene rekening of als vergoedingen voor verleende diensten. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 april 2005, waarbij beide partijen aanwezig waren en belanghebbende een pleitnota indiende. Belanghebbende, een houdstervennootschap, had in het belastingjaar 2000 een fiscale eenheid voor de omzetbelasting met haar dochtervennootschappen. De Raad constateert dat belanghebbende meer is dan een passieve aandeelhouder, aangezien zij ook directievoering voor een aantal vennootschappen verzorgt.
Het geschil ontstond toen de Inspecteur een naheffingsaanslag in de omzetbelasting oplegde, waarbij belanghebbende bezwaar maakte tegen de kosten die aan de dochtervennootschappen in rekening werden gebracht. De Raad oordeelt dat de kosten die door belanghebbende zijn doorberekend, niet als kosten voor gemene rekening kunnen worden aangemerkt, maar als vergoedingen voor door belanghebbende verleende diensten. De Raad wijst erop dat belanghebbende geen bewijs heeft geleverd dat haar stelling ondersteunt en concludeert dat de Inspecteur in zijn standpunt gelijk heeft.
De Raad verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond, waarmee de naheffingsaanslag en de opgelegde boete in stand blijven. Dit oordeel benadrukt het belang van duidelijke bewijsvoering bij het indienen van bezwaren tegen belastingaanslagen en de noodzaak om de aard van doorberekende kosten goed te onderbouwen.