ECLI:NL:ORBBNAA:2005:BQ8702

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
15 december 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2003/342 en 2003/343
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.Th. Drop
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetbelasting en kosten voor gemene rekening in fiscale eenheid

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 15 december 2005, staat de vraag centraal of de kosten die door belanghebbende aan haar dochtervennootschappen in rekening zijn gebracht, kunnen worden gekwalificeerd als kosten voor gemene rekening of als vergoedingen voor verleende diensten. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 april 2005, waarbij beide partijen aanwezig waren en belanghebbende een pleitnota indiende. Belanghebbende, een houdstervennootschap, had in het belastingjaar 2000 een fiscale eenheid voor de omzetbelasting met haar dochtervennootschappen. De Raad constateert dat belanghebbende meer is dan een passieve aandeelhouder, aangezien zij ook directievoering voor een aantal vennootschappen verzorgt.

Het geschil ontstond toen de Inspecteur een naheffingsaanslag in de omzetbelasting oplegde, waarbij belanghebbende bezwaar maakte tegen de kosten die aan de dochtervennootschappen in rekening werden gebracht. De Raad oordeelt dat de kosten die door belanghebbende zijn doorberekend, niet als kosten voor gemene rekening kunnen worden aangemerkt, maar als vergoedingen voor door belanghebbende verleende diensten. De Raad wijst erop dat belanghebbende geen bewijs heeft geleverd dat haar stelling ondersteunt en concludeert dat de Inspecteur in zijn standpunt gelijk heeft.

De Raad verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond, waarmee de naheffingsaanslag en de opgelegde boete in stand blijven. Dit oordeel benadrukt het belang van duidelijke bewijsvoering bij het indienen van bezwaren tegen belastingaanslagen en de noodzaak om de aard van doorberekende kosten goed te onderbouwen.

Uitspraak

Beschikking van 15 december 2005, nrs. 2003/0342 en 2003/343.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
1. Procesverloop:
1.1 Aan belanghebbende is op 24 juni 2002 over het jaar 2000 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting ten bedrage van Naf 12.000,- aan enkelvoudige belasting alsmede een boete van 15 % oftewel Naf 1.800,- opgelegd.
Belanghebbende heeft op 1 augustus 2002 tegen deze naheffingsaanslag een bezwaarschrift ingediend.
Gedagtekend 7 mei 2003 heeft de Inspecteur uitspraak gedaan waarbij het bezwaar is afgewezen.
1.2 Op 4 juli 2003 is bij de Raad het beroepschrift van belanghebbende binnengekomen, dit beroepschrift is derhalve tijdig ingediend.
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend, gedagtekend 18 maart 2005.
1.3 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van de Raad van 21 april 2005. Beide partijen zijn verschenen; belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen, welke pleitnota tot de stukken van het geding wordt gerekend.
2. Feiten:
2.1 Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting zijn, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de ander niet of niet voldoende weersproken, de volgende feiten vast komen te staan.
2.2 Belanghebbende is een houdstervennootschap en houdt in het onderhavige jaar alle aandelen van H N.V. , C II N.V., C III N.V. en P N.V.. In de navolgende vennootschappen bezit belanghebbende pakketten aandelen van verschillende omvang: A N.V. (80%), B N.V. (80%), Exploitatiemaatschappij C N.V. (60%), C N.V. (58,1%) en D N.V. (34,77%). Daarnaast bezit belanghebbende in het onderhavige jaar nog diverse kleinere belangen in vennootschappen.
2.3 Gedurende het jaar 2000 heeft er tussen belanghebbende en de dochtervennootschappen waarin zij een 100 %-belang bezat, een fiscale eenheid voor de omzetbelasting bestaan.
2.4 Belanghebbende is een zo genoemde moeiende holding d.w.z. dat zij meer is dan een passieve aandeelhoudster, zij voert bijvoorbeeld voor een aantal vennootschappen de directie.
2.5 Aan de (partiële) dochtervennootschappen van belanghebbende zijn de navolgende kosten doorberekend:
tabel 1
Voor rekening van belanghebbende zijn in de respectieve jaren de navolgende kosten gekomen:
tabel 2
3. Geschil:
3.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of er met betrekking tot de door belanghebbende aan de gelieerde vennootschappen in rekening gebrachte bedragen sprake is van kosten voor gemene rekening, standpunt van belanghebbende, dan wel dat er sprake is van een vergoeding van door belanghebbende verleende diensten, standpunt van de Inspecteur.
3.2 Partijen doen hun evenvermelde standpunten steunen op de gronden welke zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waaronder de door belanghebbende overgelegde pleitnota. In deze pleitnota maakt belanghebbende bezwaar tegen het feit dat de Inspecteur hem rechtstreeks, per E-mail, het vertoogschrift heeft doen toekomen.
4. De overwegingen:
4.1 De Raad merkt allereerst op dat hij met belanghebbende van mening is dat de Inspecteur het vertoogschrift op een eerder tijdstip had moeten indienen. Gelet op het feit dat ook belanghebbende baat heeft bij een spoedige beslissing en belanghebbende voor de zitting kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vertoogschrift, verbindt de Raad in dit geval geen consequenties aan het tijdstip van indiening van het vertoogschrift of aan de wijze waarop dit ter kennis is gebracht van belanghebbende.
4.2 Belanghebbende stelt dat bij de door haar aan de onder 2.5 genoemde vennootschappen doorberekende kosten sprake is van kosten voor gemene rekening. Belanghebbende schrijft dat de gemaakte kosten die opgeroepen worden door het gemeenschappelijke apparaat dat (via belanghebbende, toevoeging Raad) ten dienste staat van deze vennootschappen via een bepaalde verdeelsleutel aan de betreffende vennootschappen in rekening gebracht worden Ten bewijze hiervan legt belanghebbende een staat over waarin de verdeelsleutel is vermeld, uitkomende op 100% van de door belanghebbende gemaakte kosten.
4.3 Naar het oordeel van de Raad geeft belanghebbende met de onder 4.2. genoemde visie een onjuiste invulling van het begrip kosten voor gemene rekening. Belanghebbende verleent diensten aan haar (partiële) dochters op het gebied van directievoering, secretariaat, administratie, technische afdeling en huisvesting en slaat deze kosten vervolgens om via een vooraf vastgestelde verdeelsleutel; er is naar het oordeel van de Raad sprake van een vergoeding voor door belanghebbende verleende diensten en niet van kosten voor gemene rekening.
Ook uit de onder 2.5 vermelde staat kan, naar het oordeel van de Raad, niet worden afgeleid dat er in casu sprake is van kosten voor gemene rekening; eerder duidt de aldaar gegeven opsomming op het doorberekenen van jaarlijks vaste bedragen.
Belanghebbende heeft voor het overige ook geen enkel bewijsstuk overgelegd dat haar stelling onderbouwt.
Het gelijk is aan de Inspecteur.
5. De beslissing:
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
mrs. J.Th. Drop, C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen