ECLI:NL:ORBBNAA:2005:BI3341

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
25 april 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2004/307, 2004/308, 2004/309, 2004/310, 2004/311, 2004/312, 2004/377 en 2004/378
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L. van Gijn
  • C.W.M. van Ballegooijen
  • G.J. van Muijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaren inzake belastingaanslagen

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 25 april 2005 uitspraak gedaan over de beroepen van appellant tegen de beslissingen van de Inspecteur, die de bezwaren van appellant tegen verschillende belastingaanslagen niet-ontvankelijk had verklaard. De beroepen zijn ingesteld tegen beslissingen van de Inspecteur van 19 december 2003, 16 februari 2004 en 10 juni 2004. De Raad heeft de beroepen behandeld op een zitting op 15 april 2005, waar zowel appellant als de Inspecteur, vertegenwoordigd door mr. drs. A, aanwezig waren.

De Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de toepasselijkheid van de Algemene landsverordening belastingen (ALB) en de Invoeringsverordening ALB. Volgens artikel 17 van de ALB kan een bezwaarschrift binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet worden ingediend. Het vijfde lid van dit artikel stelt dat indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, de niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft. De Raad heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die erop wijzen dat appellant niet binnen de bezwaartermijn een bezwaarschrift heeft kunnen indienen.

De Raad heeft de beroepen met registratienummers 2004/307-308 niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de overige beroepen ongegrond zijn verklaard. De Raad heeft geconcludeerd dat de Inspecteur op goede gronden de bezwaren niet-ontvankelijk heeft verklaard, en dat het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond is. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de voorwaarden waaronder een beroep kan worden gedaan op de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 25 april 2005, nr. 2004/307-312, 377-378
1. Loop van de gedingen
1.1. Bij brieven, bij de Raad ingekomen op 6 april, resp. 30 juni 2004, heeft appellant bij de Raad beroepen ingesteld tegen de beslissingen van de Inspecteur van 19 december 2003, van 16 februari 2004, resp. 10 juni 2004, houdende de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren van appellant tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing AOV/AWW van de Inspecteur over de jaren. De Inspecteur heeft op 8 april 2005 ter zake vertoogschriften ingediend.
1.2. De beroepen zijn behandeld ter zitting van de Raad op 15 april 2005. Appellant en de Inspecteur, mr. drs. A, zijn verschenen.
2. Beoordeling
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Algemene landsverordening belastingen (ALB), die op 1 maart 2004 in werking is getreden, kan degene die bezwaar heeft tegen een hem opgelegde belastingaanslag of tegen een ingevolge deze landsverordening door de Inspecteur genomen voor bezwaar vatbare beschikking, binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet of van het ter post bezorgde of uitgereikte afschrift van de beschikking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Inspecteur.
Het vijfde lid van artikel 17 bepaalt dat ten aanzien van een na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn ingediende bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond van het verstrijken daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar in verzuim is geweest.
Artikel 19, eerste lid, van de ALB bepaalt dat de belanghebbende die bezwaar heeft tegen een ingevolge deze landsverordening gedane uitspraak van de Inspecteur, binnen twee maanden na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep kan komen bij de Raad.
Ingevolge het tweede lid van artikel 19 voornoemd is artikel 17, vijfde lid, van de ALB van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge Artikel XI, tweede lid, van de eveneens op 1 maart 2004 in werking getreden Invoeringsverordening ALB is onder meer hoofdstuk III van de ALB, bevattende bepalingen omtrent bezwaar en beroep, van toepassing op de tijdvakken of tijdstippen, die aanvangen, onderscheidenlijk liggen voor de datum van inwerkingtreding van die landsverordening.
Ingevolge artikel 43, eerste lid, van de Landsverordening inkomstenbelasting, zoals dat luidde voor 1 maart 2004, kon hij die bezwaar heeft tegen de hem opgelegde aanslag, binnen twee maanden na de dagtekening daarvan een bezwaarschrift indienen bij de inspecteur.
Het derde lid van artikel 43 voornoemd bepaalde dat indien de aangeslagene redelijkerwijs niet in staat kon worden geacht binnen de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen een bezwaarschrift in te dienen, dan die termijnen werden verlengd, zodanig dat een nieuwe termijn van twee maanden begon te lopen vanaf de dag waarop de aangeslagene redelijkerwijs wel in staat kon worden geacht een bezwaarschrift in te dienen.
<b>1997 inkomstenbelasting / premieheffing AOV/AWW (reg.nrs. 2004/307-308)</b>
De beschikking op bezwaar is gedateerd 19 december 2003. Beroep is ingesteld op 6 april 2004.
Op grond van artikel XI, tweede lid, van de Invoeringsverordening ALB, jo. artikel 19, eerste lid, van de ALB stond beroep bij de Raad open tot uiterlijk 19 februari 2004.
Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat appellant in verzuim is geweest. Met name zijn zodanige omstandigheden niet gelegen in de mogelijke onzekerheid destijds omtrent de officiële erkenning van het beroep van appellant en de vraag of ter zake de Landsverordening inkomstenbelasting of de Landsverordening winstbelasting van toepassing zou zijn.
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
<b>1998 inkomstenbelasting / premieheffing AOV/AWW (reg.nrs. 2004/309-310)</b>
De aanslag is gedagtekend 6 oktober 2000. Op 8 december 2003 heeft appellant daartegen bij de Inspecteur bezwaar gemaakt. De beschikking op bezwaar is gedateerd 16 februari 2004. Het bezwaar is daarbij wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Beroep is ingesteld op 6 april 2004.
Op grond van artikel XI, tweede lid, van de Invoeringsverordening ALB, jo. artikel 19, eerste lid, van de ALB stond beroep bij de Raad open tot uiterlijk 16 april 2004, zodat het beroep tijdig is.
Gelet op artikel 43, eerste lid, van de Landsverordening inkomstenbelasting, zoals dat destijds luidde, is het bezwaar echter niet tijdig, terwijl voorts niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat appellant niet binnen de bezwaartermijn een bezwaarschrift heeft kunnen indienen. Met name zijn zodanige omstandigheden niet gelegen in de mogelijke onzekerheid destijds omtrent de officiële erkenning van het beroep van appellant en de vraag of ter zake de Landsverordening inkomstenbelasting of de Landsverordening winstbelasting van toepassing zou zijn.
De Inspecteur heeft derhalve op goede gronden het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep daartegen is daarom ongegrond.
<b>1999 inkomstenbelasting / premieheffing AOV/AWW (reg.nrs. 2004/311-312)</b>
De aanslag is gedagtekend 8 december 2000. De Raad verwijst voor het overige naar hetgeen hij hiervoor heeft overwogen met betrekking tot 1998.
<b>2000 inkomstenbelasting/ premieheffing AOV/AWW (reg.nrs. 2004/377-378)</b>
De aanslag is gedagtekend 8 oktober 2002. Op 8 december 2003 heeft appellant daartegen bij de Inspecteur bezwaar gemaakt. De beschikking op bezwaar is gedateerd 10 juni 2004. Het bezwaar is daarbij wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Beroep is ingesteld op 30 juni 2004.
Op grond van artikel XI, tweede lid, van de Invoeringsverordening ALB, jo. artikel 19, eerste lid, van de ALB stond beroep bij de Raad open tot uiterlijk 10 augustus 2004, zodat het beroep tijdig is.
De Raad verwijst voor het overige naar hetgeen hij hiervoor heeft overwogen met betrekking tot 1998.
3. Beslissing
De Raad verklaart de beroepen in de zaken met de registratienummers 2004/307-308 niet-ontvankelijk en in de overige zaken ongegrond.
mrs. L. van Gijn, C.W.M. van Ballegooijen en G.J. van Muijen