In deze zaak gaat het om de vraag of de vrijstelling van artikel 8, zeventiende lid, van de Belasting op de Bedrijfsomzetten (BBO) van toepassing is op de verkoop van timeshare contracten door appellante, die een timeshare/hotel resort ontwikkelt en exploiteert. Appellante had een naheffingsaanslag ontvangen voor het tijdvak januari tot en met december 2001, welke zij aanvecht. De Inspecteur had in zijn uitspraak op bezwaar het bezwaar van appellante afgewezen, wat leidde tot het indienen van een beroepschrift bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante de timeshare contracten aanbiedt via een club membership agreement, waarbij leden recht hebben op gebruik van een appartement gedurende een week per jaar. De Raad heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken, inclusief de argumenten van beide partijen. De Inspecteur betwistte de toepassing van de vrijstelling, maar de Raad oordeelde dat de timeshare overeenkomsten veel elementen van huur en verhuur bevatten, en dat er geen reden is om deze anders te behandelen voor de BBO.
De Raad concludeert dat de vrijstelling van artikel 8, zeventiende lid, BBO van toepassing is op de verkopen van timeshare contracten, en dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd. De uitspraak op bezwaar wordt vernietigd en het beroep van appellante wordt gegrond verklaard. De Raad benadrukt dat de exploitatie van een timeshare resort vergelijkbaar is met die van een hotel, en dat de rechten van de timeshare gerechtigde sterk verwant zijn aan die van een huurder.