ECLI:NL:ORBBNAA:2004:BT8863
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- L. van Gijn
- C.W.M. van Ballegooijen
- G.J. van Muijen
- Rechtspraak.nl
Uitleg overgangsrechtelijke bepaling artikel 14 van de Beschikking ex-patriates 1998 en navorderingsaanslagen loonbelasting
In deze zaak gaat het om de uitleg van de overgangsrechtelijke bepaling van artikel 14, tweede lid, van de Beschikking ex-patriates 1998, in het kader van navorderingsaanslagen loonbelasting over de jaren 1998 tot en met 2001. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft op 10 augustus 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante en de Inspecteur. Appellante had op 8 augustus 2001 een verzoek ingediend tot verlenging van de EP beschikking voor haar werknemer M, die tot 31 december 2001 in de Nederlandse Antillen werkzaam was. De Inspecteur had echter geconstateerd dat de EP beschikking van 18 september 1995 op 31 januari 1996 was vervallen en had loonbelasting nageheven over de jaren 1998 tot en met 2001. Appellante maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de Inspecteur verklaarde de bezwaren ongegrond.
De Raad heeft de vraag beoordeeld of de Inspecteur op goede gronden had beslist dat er geen EP beschikking van toepassing was voor de periode van 1 augustus 1998 tot 31 december 2001. De Raad oordeelde dat de Inspecteur appellante had moeten attenderen op de mogelijkheid om de oude regeling toe te passen, aangezien de nieuwe regeling pas in werking trad na de aanvraag van appellante. De Raad concludeerde dat de navorderingsaanslagen wegens strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel geen stand konden houden. De beroepen van appellante werden gegrond verklaard en de beschikkingen op bezwaar werden vernietigd.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig bestuur en de verplichting van de Inspecteur om appellanten te informeren over hun rechten en mogelijkheden, vooral in het kader van overgangsrechtelijke bepalingen. De Raad heeft de Inspecteur opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op de verlengingsverzoeken van appellante, waarbij rekening moet worden gehouden met de overgangsrechtelijke bepalingen van de oude regeling.