ECLI:NL:ORBBNAA:2004:BT8847
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Gijn
- A. Groeneveld
- J. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en verbindendheid van speelvergunningsrecht in belastingzaken
In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 16 november 2004, staat de bevoegdheid van de Raad en de verbindendheid van het speelvergunningsrecht hazardspelen centraal. Appellante, een naamloze vennootschap, had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag voor het jaar 1997, opgelegd in het kader van het speelvergunningsrecht. De Raad oordeelt dat hij bevoegd is om in deze zaak uitspraak te doen en geeft een voorlopig oordeel dat het speelvergunningsrecht als een belasting moet worden beschouwd. Dit oordeel is gebaseerd op de heffingssystematiek van het recht.
De Raad doet een tussenuitspraak, omdat hij zich in dit stadium niet in staat acht om een einduitspraak te doen. Er zijn zowel formeelrechtelijke als materieelrechtelijke vragen aan de orde. De Raad benadrukt dat de wetgever moet optreden om de regeling van het speelvergunningsrecht te herzien, gezien de complexiteit van de heffingen, vooral met betrekking tot slotmachines die zijn uitgerust met billacceptors.
De Raad maakt duidelijk dat het niet mogelijk is om een rekenkundige brug te slaan tussen de oude en nieuwe heffingssystematiek zonder verdere informatie van de partijen. Hij geeft aan dat de partijen in staat zijn om de benodigde gegevens aan te leveren. De Raad concludeert dat de landsverordening en het landsbesluit verbindende kracht hebben, maar maakt een voorbehoud met betrekking tot de vastrechtcomponent in de tariefstelling. De Raad roept de wetgever op om nieuwe heffingsgrondslagen te formuleren, zodat er een evenwichtige heffing kan plaatsvinden voor hazardspelen.