ECLI:NL:ORBBNAA:2004:BR6245

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
17 november 2004
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2004/0001
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Gijn
  • A. Groeneveld
  • J. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtszaak over de toepassing van belastingkortingen voor penshonado's in Curaçao

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 17 november 2004 uitspraak gedaan over een geschil tussen een appellant en de Inspecteur van de Belastingdienst. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2001, waarbij de Inspecteur geen toepassing had gegeven aan de basiskorting en de alleenverdienerstoeslag. De appellant, die onder de 'Penshonado-regeling' viel, was aangeslagen tegen een tarief van 5% omdat hij voor 1 januari 1998 gebruik had gemaakt van deze regeling. De Inspecteur had de belasting berekend zonder de genoemde kortingen, wat leidde tot het beroep van de appellant.

Tijdens de zitting op 3 november 2004 in Willemstad werd het geschil behandeld. De Raad heeft vastgesteld dat de wetgever met de wijziging van de penshonadoregeling in 1998 en de invoering van het schijventarief in 2001, geen verdere tegemoetkomingen voor de 5%-penshonado's had willen bieden dan de tariefsfaciliteit. De Raad oordeelde dat de wetgever de 10%-penshonado's wel de mogelijkheid bood om gebruik te maken van de basiskorting en toeslagen, maar dat dit niet gold voor de 5%-penshonado's. De Raad concludeerde dat de Inspecteur ten onrechte de kortingen niet had toegepast en dat het beroep van de appellant gegrond was.

De Raad heeft besloten dat de aanslag verminderd moest worden met Naf 2438, waarmee de appellant recht had op de basiskorting en de toeslagen. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een duidelijke wettelijke regeling voor de 5%-penshonado's, aangezien de wetgever geen specifieke uitsluitingsbepalingen had gemaakt voor deze groep belastingplichtigen. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van belastingkortingen in de toekomst.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP van 17 november 2004, nr. 2004/1
1. Het procesverloop
1.1. Aan appellant is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd.
1.2. Appellant heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen voormelde aanslag. De Inspecteur heeft afwijzend beschikt op het bezwaarschrift en appellante heeft daartegen tijdig beroep ingesteld bij de Raad. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.3. Op 3 november 2004 heeft ter zitting van de Raad in Willemstad een mondelinge behandeling plaatsgevonden van deze zaak. Beide partijen verschenen ter zitting; appellant niet in persoon maar bij gemachtigde.
2. De tussen partijen vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan.
2.1. Appellant is voor het onderhavige jaar aangeslagen in de inkomstenbelasting onder toepassing van de zogenoemde "Penshonado-regeling" (artikelen 79 e.v. van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (LvIb)). Omdat appellant reeds vóór 1 januari 1998 beroep deed op voormelde regeling kwam hij in aanmerking voor het gereduceerde inkomstenbelastingtarief van 5%.
2.2. De Inspecteur heeft de verschuldigde inkomstenbelasting berekend zonder toepassing van de basiskorting en de alleenverdienerstoeslag.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht bij de berekening van de verschuldigde inkomstenbelasting de basiskorting en de alleenverdienerstoeslag niet heeft toegepast.
4. De standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Met ingang van 1998 werd de penshonadoregeling gewijzigd. De nieuwe regeling met een tarief van 10% werd opgenomen in de artikelen 23B t/m 23E van de LvIb. De oude 5%-regeling bleef grosso modo gehandhaafd voor degenen die daartoe gerechtigd waren; wel konden deze opteren voor toepassing van de 10%-regeling.
5.2. Met ingang van 2001 werd de tariefstructuur van de inkomstenbelasting gewijzigd. Vanaf dat jaar wordt de verschuldigde inkomstenbelasting berekend met toepassing van het schijventarief. Op de aldus berekende belasting wordt basiskorting, alleenverdienerstoeslag, ouderentoeslag en kindertoeslag in mindering gebracht.
5.3. De wetgever heeft de belastingplichtige die gebruik maakt van de penshonadoregeling kennelijk geen verdere tegemoetkoming willen geven dan de geldende tariefsfaciliteit. Zo werd vóór 2001 in de artikelen 23 E, vierde lid, en 81, vierde lid, LvIb aan de penshonado de kinderaftrek en de pensioenaftrek onthouden. De overgang van het tabeltarief naar het schijventarief met heffingskortingen bracht derhalve mee dat de uitsluitingsbepalingen daaraan zouden worden aangepast.
5.4. De kern van de zaak is dat de wetgever de aanpassing van de uitsluitingsbepalingen slechts geregeld heeft voor de 10%-penshonado's en niet voor de "oude" 5%-penshonado's.
5.5. De Inspecteur stelt dat de wetgever zijn wens om de 5%-penshonado geen verdere tegemoetkoming te verlenen dan de tariefsfaciliteit binnen de wettelijke structuur reeds vervuld ziet zonder bijzondere daartoe strekkende wettelijke regeling. Artikel 79, eerste lid, LvIb, bepaalt immers dat van de 5%-penshonado "in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk V, de belasting geheven wordt naar een tarief van vijf ten honderd".
5.6. De stelling van de Inspecteur treft doel. Door de penshonado uit te sluiten van de tarieftoepassing en de daarbij behorende aftrekken bereikt de wetgever dat deze geen verdere tegemoetkoming deelachtig wordt dan de hem verleende tarieffaciliteit.
Dat de wetgever zulks niet onderkende en specifieke regelingen trof ten aanzien van de 10%-penshonado, doet aan het vorenstaande niet af. Uit de in het verleden bestaande regeling voor de penshonado, evenals uit de huidige regeling van de 10%-penshonado, blijkt immers duidelijk de wens van de wetgever om de tarieffaciliteit voor de penshonado de enige tegemoetkoming te laten zijn.
5.7. Aan de 10%-penshonado wordt voor het jaar 2001 de toepassing van de basiskorting en de toeslagen daarop gegund. Deze gunst dienen de 5%-penshonado's a fortiori deelachtig te worden, reeds omdat bij hen de indruk kon postvatten dat de wetgever hen niet wilde uitzonderen van de basiskorting en de daarbij behorende aftrekken, door in tegenstelling tot de 10%- penshonado's voor hen geen bijzondere uitsluitingsbepalingen te maken.
5.8. Uit het hiervoor overwogene volgt dat het beroep gegrond is. De aanslag moet worden verminderd met Naf 2438 .
6. Beslissing
De Raad verklaart het beroep gegrond.
mrs. Van Gijn, Groeneveld en Overgaauw