ECLI:NL:ORBBNAA:2003:BU4487

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
29 oktober 2003
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2001/546
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Gijn
  • A. Groeneveld
  • J. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurwaarde van een eigen woning op erfpachtsgrond en de belastingheffing over 1995

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 29 oktober 2003, staat de huurwaarde van een eigen woning op erfpachtsgrond centraal in het kader van de inkomstenbelasting voor het belastingjaar 1995. De belanghebbende, appellante, had bezwaar aangetekend tegen de beschikking van de Inspecteur der Belastingen, die haar aangifte had afgewezen. De mondelinge behandeling vond plaats op Curaçao, waar zowel appellante als de Inspecteur aanwezig waren.

De kern van het geschil betreft de vraag hoe de huurwaarde van de woning van appellante, gelegen op erfpachtsgrond, moet worden vastgesteld. Volgens artikel 4 van de Landsverordening inkomstenbelasting 1943 dient de huurwaarde te worden afgeleid uit de verkoopwaarde van de woning en de bijbehorende grond. De Raad stelt vast dat, indien de huurwaarde niet kan worden afgeleid uit vergelijkbare huurprijzen, deze moet worden bepaald op basis van de waarde van het onroerend goed op 1 januari van het belastingjaar. De Raad benadrukt dat de waarde van de woning inclusief de ondergrond moet worden meegenomen in de berekening.

Appellante had een taxatierapport overgelegd, maar de Raad oordeelt dat dit rapport niet voldoende bewijs levert dat de waarde van de woning op 1 januari 1995 lager was dan de door appellante opgegeven waarde. De Raad concludeert dat de huurwaarde bij de vaststelling van het belastbare inkomen niet te hoog is vastgesteld. Daarnaast wordt opgemerkt dat het bezwaar van appellante tegen de aanslag zonder motivering is afgewezen, maar deze omstandigheid leidt niet tot een ander oordeel over de hoogte van het belastbare inkomen.

Uiteindelijk verklaart de Raad het beroep van appellante ongegrond, waarmee de beslissing van de Inspecteur wordt bevestigd.

Uitspraak

Beschikking van 29 oktober 2003, nr. 2001/546
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao ,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Het procesverloop.
1.1. Aan appellante is over het jaar 1995 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd. De Inspecteur heeft het daartegen gerichte bezwaarschrift afgewezen.
1.2. Tegen de beschikking op het bezwaar heeft appellante tijdig beroep aangetekend bij de Raad. De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad op Curaçao op 29 oktober 2003 alwaar appellante en de Inspecteur zijn verschenen.
2. Overwegingen omtrent het geschil
2.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag hoe voor de berekening van de ingevolge artikel 4 van de Landsverordening inkomstenbelasting 1943 in aanmerking te nemen huurwaarde van de eigen woning van appellante aan de D-weg, rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat haar woning is gelegen op erfpachtsgrond.
2.2. De huurwaarde van een eigen woning in de zin van de hiervoor genoemde wetsbepaling dient, indien deze niet kan worden afgeleid uit huurprijzen van vergelijkbare woningen, volgens vaste jurisprudentie van de Raad te worden afgeleid uit de verkoopwaarde van de woning en de daarbij behorende grond bij het begin van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Het gaat dan om de waarde van het onroerende goed indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger daarvan het onroerende goed in de staat waarin dit zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Van deze waarde dient vervolgens op grond van door de directeur der belastingen gepubliceerd beleid 60 percent in aanmerking te worden genomen. Met de omstandigheid dat appellante niet de volle eigendom bezit doch slechts een recht van erfpacht, wordt rekening gehouden door de betaalde erfpachtscanons in aftrek toe te laten op de berekende huurwaarde.
2.3. De Inspecteur heeft de door appellante in haar aangifte opgenomen huurwaarde gevolgd. Appellante heeft een taxatierapport overgelegd dat inzicht biedt in de waarde van de woning, exclusief de waarde van de grond, in 2001. Daarmee heeft zij, naar het oordeel van de Raad, echter niet aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning in de onder 2.2 bedoelde zin op 1 januari 1995 lager was dan de waarde die appellante bij haar aangifte tot uitgangspunt heeft genomen. De huurwaarde van de woning is derhalve bij de vaststelling van het belastbare inkomen van appellante over 1995 niet tot een te hoog bedrag in aanmerking genomen.
2.4. Terecht klaagt appellante erover dat haar bezwaar tegen de aanslag zonder motivering is afgewezen. Deze omstandigheid kan echter niet tot een ander oordeel omtrent de hoogte van het belastbare inkomen leiden.
3. Beslissing
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
mrs. Van Gijn, Groeneveld en Overgaauw