ECLI:NL:ORBBNAA:2002:BU4393

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
27 november 2002
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2001/077
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L. van Gijn
  • J.W. Ilsink
  • L.F. van Kalmthout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuiskosten en loonbelasting bij vestiging op Bonaire

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 27 november 2002 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellante en de Inspecteur der Belastingen over de belastingheffing van verhuiskosten. Appellante, een management-NV opgericht door A, had in 1994 kosten van NAƒ 14.471 vergoed gekregen voor het overbrengen van A's inboedel van Nederland naar Bonaire. De Inspecteur rekende deze vergoeding tot het loon van A en hevelde de verschuldigde loonbelasting over deze vergoeding naar. Appellante was van mening dat de verhuiskosten belastingvrij konden worden vergoed, maar de Inspecteur betwistte dit.

De Raad heeft vastgesteld dat A in juni 1992 naar Bonaire is verhuisd, maar niet aannemelijk is gemaakt dat hij dit deed met het oog op het aanvaarden van een dienstbetrekking aldaar. A had geen uitzicht op werk en de verhuizing naar Bonaire was niet het gevolg van een dienstbetrekking, maar leidde tot de noodzaak om daar te werken. De Raad concludeerde dat de verhuiskosten niet zijn gemaakt ter wille van een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking, waardoor de vergoeding voor deze kosten tot het loon behoort. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de omstandigheden waaronder verhuiskosten worden gemaakt en de relatie tot de dienstbetrekking. De Raad oordeelde dat de kosten niet belastingvrij konden worden vergoed, omdat ze niet direct verband hielden met de vervulling van de dienstbetrekking.

Uitspraak

Beschikking van 27 november 2002, nr. 2001/077
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Bonaire,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Procesverloop
1.1. Aan appellante is over het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 1994 een op 30 september 1997 gedagtekende naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd ten bedrage van NAƒ 5.489, zonder verhoging. Appellante heeft op 4 november 1997, dus tijdig, bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. De Inspecteur heeft de aanslag bij beschikking van 22 januari 2001 gehandhaafd.
1.2. Appellante is op 15 maart 2001, dus tijdig, van de beschikking op bezwaar in beroep gekomen bij de Raad. De Inspecteur heeft op 29 juni 2001 een vertoogschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad op 18 april 2002. Beide partijen zijn verschenen en hebben elk een pleitnota overgelegd.
2. Vaststaande feiten
2.1. Op 31 januari 1989 heeft A, toen nog wonend in Amsterdam (NL), op Bonaire een woonhuis met erf gekocht, plaatselijk bekend a-straat 1 te Q. Hij heeft dat huis gekocht met het oog op zijn pensioen. A is op 29 juni 1992 naar Bonaire gereisd ten einde zich daar metterwoon te vestigen; hij was toen 47 jaar. Aangezien A niet alle schepen achter zich wilde verbranden, heeft hij zijn huis in Nederland eerst tijdelijk verhuurd en pas in 1994 verkocht, nadat hij definitief had besloten op Bonaire te blijven. De inboedel is in 1994 overgebracht van Nederland naar Bonaire.
2.2. A is na aankomst op Bonaire gaan werken bij B N.V., die hem evenwel niet als werknemer in dienst wilde nemen. Besloten werd daarom een zogenoemde management-NV tussen te schuiven. Daartoe werd bij notariële akte van 26 maart 1993 appellante opgericht, met A als directeur/enig aandeelhouder. A ging als financieel adviseur op Bonaire hetzelfde soort werk doen als hij in Nederland deed. Beschikkend op een verzoek d.d. 15 juli 1992 heeft het Bestuurscollege van het Eilandgebied Bonaire bij Eilandsbesluit van 8 maart 1993, no. 5, besloten om appellante een vestigingsvergunning te verlenen.
2.3. De kosten van het overbrengen van de inboedel van A van Nederland naar Bonaire ad NAƒ 14.471 zijn in 1994 door appellante aan A vergoed. De Inspecteur heeft die vergoeding (gebruteerd) tot het loon gerekend en de daarover volgens hem verschuldigde loonbelasting van appellante nageheven.
3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
In geschil is of de verhuiskosten belastingvrij konden worden vergoed, zoals appellante betoogt, doch de Inspecteur weerspreekt. Over de berekening van de aanslag als zodanig hebben partijen geen verschil van mening.
4. Beoordeling van het beroep
4.1. Niet aannemelijk is gemaakt dat A in juni 1992 metterwoon naar Bonaire vertrok met het oog op het aanvaarden van een dienstbetrekking aldaar. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat hij toen anderszins uitzicht had op een werkkring die hem winst uit onderneming of inkomsten uit arbeid zouden opleveren. Het is dan ook niet het werk op Bonaire dat A tot verhuizen daarheen dwong, maar het verhuizen naar Bonaire dat hem tot werken aldaar noopte.
4.2. Mitsdien kan niet worden gezegd dat de verhuiskosten zijn gemaakt ter wille van een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking met appellante. De vergoeding voor die kosten behoort dus tot het loon. Het beroep is dan ook ongegrond.
5. Beslissing
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
mrs. L. van Gijn, J.W. Ilsink en L.F. van Kalmthout