ECLI:NL:ORBBNAA:2001:BU4336

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
29 november 2001
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2000/195
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Gijn
  • A. Groeneveld
  • J. van Ballegooijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake Inkomstenbelasting 1997

In deze zaak gaat het om een beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaarschrift door de Inspecteur der Belastingen. Appellant ontving op 19 januari 2000 een definitieve aanslag in de Inkomstenbelasting voor het jaar 1997, gedateerd op 23 november 1999. Hij diende op 26 januari 2000 een bezwaarschrift in, nadat de Inspecteur het bezwaar op 27 juni 2000 niet-ontvankelijk had verklaard en de aanslag ambtshalve had verminderd. Appellant ging in beroep bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken, die op 22 november 2001 de zaak behandelde. Tijdens de zitting in Aruba waren zowel appellant als de Inspecteur aanwezig.

De Raad overwoog dat de bezwaartermijn van twee maanden na de dagtekening van de aanslag overschreden was, omdat het bezwaarschrift pas op 26 januari 2000 was ontvangen. Appellant stelde dat hij op 23 januari 2000 een bezwaarschrift had gedeponeerd in de brievenbus van de Inspectie, maar de Inspecteur betwistte dit en stelde dat het bezwaarschrift pas op de 26e was ingekomen. De Raad concludeerde dat appellant redelijkerwijs geacht kon worden tijdig een pro forma bezwaarschrift in te dienen, en dat zijn beroep op verschoning van de termijnoverschrijding niet kon worden gehonoreerd.

Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van de Inspecteur werd bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de gevolgen van termijnoverschrijding in belastingzaken.

Uitspraak

Beschikking van 29 november 2001, nr. 2000/195
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Het procesverloop.
1.1. Aan appellant is bij beschikking van 23 november 1999 een definitieve aanslag in de Inkomstenbelasting opgelegd voor het jaar 1997.
1.2. Appellant heeft daartegen op 26 januari 2000 bij de Inspecteur een bezwaarschrift ingediend. Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 27 juni 2000, heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en ambtshalve de opgelegde aanslag verminderd.
1.3. Bij op 25 augustus 2000 ter griffie van de Raad binnengekomen beroepschrift is appellant van deze uitspraak op bezwaar in beroep gekomen.
1.4. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.5. Appellant heeft op 19 november 2001 gerepliceerd. Op 26 oktober 2001 heeft appellant de voorzitter van de Raad verzocht de behandeling van het beroep uit te stellen. Zulks is geweigerd.
1.6. Het beroep is behandeld ter zitting van de Raad van 22 november 2001 in Aruba. Ter zitting zijn appellant en de Inspecteur verschenen.
2. Overwegingen.
2.1. Ingevolge artikel 43 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting staat bezwaar op de Inspecteur tegen een opgelegde aanslag open binnen twee maanden na de dagtekening daarvan.
Blijkens de gedingstukken en het verhandelde ter zitting heeft appellant de opgelegde aanslag, die de dagtekening 23 november 1999 draagt, ontvangen op (woensdag) 19 januari 2000.
Appellant stelt vervolgens dat hij op zondag 23 januari 2000 een bezwaarschrift heeft gedeponeerd in de brievenbus van de Inspectie.
De Inspecteur stelt dat bij de buslichting op maandag 24 januari 2000 het bezwaarschrift niet is aangetroffen. Indien het wel zou zijn aangetroffen zou het alsdan een stempelafdruk van binnenkomst van 23 januari 2000 hebben gekregen. De Inspecteur stelt dat het bezwaarschrift eerst op 26 januari 2000 bij de Inspectie is ingekomen. Het bezwaarschrift draagt een stempelafdruk van laatstgenoemde datum. De bezwaartermijn is derhalve overschreden.
2.2. Appellant heeft ter verschoning van de termijnoverschrijding gewezen op de omstandigheid dat hij redelijkerwijs niet in staat geacht kan worden binnen de bezwaartermijn van twee maanden een bezwaarschrift in te dienen, zodat ingevolge het tweede lid van artikel 43, voornoemd, de bezwaartermijn verlengd moet worden, zodanig dat vanaf 19 januari 2000 een nieuwe termijn van twee maanden is gaan lopen.
Deze grief van appellant wordt reeds gelogenstraft door de omstandigheid dat hij, zoals hij heeft gesteld, op 23 januari 2000 een gemotiveerd bezwaarschrift zou hebben ingediend. Voorts mocht van appellant, gelet op zijn functie van x, verwacht worden dat hij tijdig eventueel een pro forma bezwaarschrift bij de Inspecteur zou hebben ingediend, desgewenst tegen ontvangstbewijs.
Het beroep op verschoning van de termijnoverschrijding kan appellant derhalve niet baten.
2.3. De beschikking op bezwaar kan stand houden. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
3. Beslissing
De Raad verklaart het beroep ongegrond.
mrs. Van Gijn, Groeneveld en Van Ballegooijen