ECLI:NL:ORBBNAA:2001:BU3848

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
23 januari 2001
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2000/017-021
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • L. van Gijn
  • J.W. Ilsink
  • Th. Groeneveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslagen inkomstenbelasting en aftrek arbeidskosten voor appellant werkzaam op Aruba

In deze zaak gaat het om de aanslagen in de inkomstenbelasting die aan appellant zijn opgelegd voor de jaren 1993 tot en met 1997. Appellant, die werkzaam is op Aruba, heeft in zijn aangiften arbeidskosten opgevoerd die hij stelt te hebben gemaakt in verband met zijn dienstbetrekking. De Inspecteur der Belastingen heeft deze kosten niet geaccepteerd en een forfait van Awg 500 toegepast. Appellant is van mening dat hij recht heeft op een hogere aftrek, vergelijkbaar met de aftrekken die andere belastingplichtigen, zoals technische-bijstandsverleners en voormalige ambtenaren van KabNA, mogen maken. Hij beroept zich op een arrest van de Hoge Raad uit 1993, waarin dergelijke aftrekken zijn toegestaan.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk hogere arbeidskosten heeft gemaakt dan het forfaitaire bedrag dat door de Inspecteur is gehanteerd. De Raad oordeelt dat appellant niet in gelijke omstandigheden verkeert als de belastingplichtigen die in het arrest van de Hoge Raad zijn genoemd, omdat hij niet door een in Nederland gevestigde werkgever naar Aruba is uitgezonden, maar als ambtenaar in dienst is getreden van het land Aruba na zijn ontslag in Nederland.

De Raad wijst het beroep van appellant op het gelijkheidsbeginsel af, omdat de belastingheffing een aangelegenheid is van de landen en niet van het Koninkrijk. Bovendien is niet aangetoond dat de Inspecteur andere ambtenaren in Aruba een hogere aftrek verleent. De Raad verklaart de beroepen ongegrond en bevestigt de beslissing van de Inspecteur.

Uitspraak

Beschikking van 23 januari 2001, nr. 2000/017-021
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake:
appellant
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding
1.1. Aan appellant zijn voor de jaren 1993 tot en met 1997 aanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd naar belastbare inkomens van Awg 59.600 (IB 1993), Awg 63.299 (IB 1994), Awg 68.078 (IB 1995), Awg 81.212 (IB 1996) en Awg 75.802 (IB 1997). Na bezwaar zijn deze aanslagen gehandhaafd.
1.2. Tegen de beschikkingen op bezwaar is appellant tijdig in beroep gekomen bij de Raad. De Inspecteur heeft telkens een vertoogschrift ingediend.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaken, die door de Raad zijn gevoegd, heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad van 24 november 2000, gehouden op Aruba. Beide partijen zijn verschenen; zij hebben elk een pleitnota overgelegd.
2. Vaststaande feiten
2.1. Appellant, geboren in 1954 en alleenstaand, is met ingang van 19 maart 1987 werkzaam op Aruba in dienst van dat land bij de Bedrijfsgeneeskundige Dienst van de Directie Volksgezondheid. Hij is sinds zijn indiensttreding woonachtig op Aruba. Voordien woonde en werkte hij in Nederland, laatstelijk bij het RIVM waar hij voor zijn vertrek naar Aruba ontslag heeft genomen.
2.2. Appellant heeft in zijn aangiften bedragen van Awg 55.000 (1993), Awg 57.000 (1994), Awg 57.000 (1995), Awg 63.535 (1996) en Awg 10722 (1997) opgevoerd als kosten voor de uitoefening van zijn dienstbetrekking (hierna: arbeidskosten). De Inspecteur heeft deze aftrek niet toegelaten en het forfait van artikel 9, derde lid, van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943 ten bedrage van Awg 500 toegepast.
3. Omschrijving van geschil en standpunten van partijen
3.1. In geschil is of appellant is uitgezonden en, evenals de belanghebbende in het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 1993, nr. 28.867, BNB 1993/299, recht heeft op een forfaitaire aftrek van arbeidskosten welke appellant stelt op Awg 55.000 (1993), Awg 57.000 (1994), Awg 57.000 (1995), Awg 63.535 (1996) en Awg 10.722 (1997). De Inspecteur heeft een en ander betwist.
3.2. Appellant stelt dat hij is uitgezonden naar Aruba en daardoor kosten maakt die vergelijkbare belastingplichtigen, zoals technische-bijstandsverleners, voormalige 'KabNA'-ambtenaren en Defensiepersoneel zonder nader bewijs mogen aftrekken. De toelage ter grootte van f 32.339 die de belanghebbende in voornoemd arrest genoot over de periode van 4 juni 1988 tot eind 1988 staat gelijk aan een toelage van Awg 55.000 in 1993, van Awg 57.000 in 1994, van Awg 57.000 in 1995, van Awg 63535 in 1996 en van Awg 10.722 in 1997.
3.3. De Inspecteur betwist dat appellant is uitgezonden en vergelijkbaar is met voornoemde belastingplichtigen. Hij wijst er voorts op dat jurisprudentie van de belastingkamer van de Hoge Raad betekenis mist voor de belastingheffing op Aruba.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. De Raad stelt voorop dat partijen inzake de aanslagen IB 1990, 1991 en 1992 op dezelfde wijze en met dezelfde argumenten van mening verschilden als thans. Bij zijn beschikkingen van 15 oktober 1999, nrs. 98/211, 212 en 213, heeft de Raad het beroep van appellant inzake die aanslagen ongegrond verklaard. De Raad ziet geen enkele reden thans in andere zin te beslissen en herhaalt hierna dan ook zijn eerder verwoorde oordelen.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant niet aannemelijk kan maken dat hij daadwerkelijk meer arbeidskosten heeft gemaakt dan het bedrag van Awg 500 waarmee de inspecteur bij de aanslagregeling rekening heeft gehouden.
4.3. De stelling van appellant luidt dat hij geacht wordt extra arbeidskosten te hebben gemaakt, hetgeen de Inspecteur heeft betwist. De Raad begrijpt dat appellant met zijn verwijzing naar voornoemd arrest van de Hoge Raad een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel. Hij vergelijkt zichzelf met de technische-bijstandsverleners en de ambtenaren in dienst van het voormalige 'KabNA' of Defensie, die werkzaam zijn op Aruba.
4.4. Terecht heeft de Inspecteur, naar het oordeel van de Raad, dit beroep afgewezen. Appellant verkeert immers niet in gelijke omstandigheden als genoemde ambtenaren. Hij is niet, zoals zij, door een in Nederland gevestigde werkgever uitgezonden naar Aruba om daar werkzaamheden te verrichten tegen een beloning verstrekt door de Nederlandse werkgever. Hij is juist, na in Nederland bij zijn toenmalige werkgever ontslag te hebben genomen, als ambtenaar in dienst getreden van het land Aruba en wordt door dat land bezoldigd.
4.5. Het beroep van appellant op het gelijkheidsbeginsel wordt ook afgewezen op de grond dat de Inspecteur niet verplicht is om rekening te houden met het beleid dat de Staatssecretaris van Financiën en de Belastingdienst in Nederland voeren. De belastingheffing is immers een aangelegenheid van de landen en niet van het Koninkrijk. Het is overigens niet aannemelijk gemaakt door appellant dat de Inspecteur bij wijze van begunstigend beleid aan andere ambtenaren in dienst van het land Aruba een forfaitaire aftrek van arbeidskosten van meer dan Awg 500 verleent.
5. Beslissing
De Raad verklaart de beroepen ongegrond.
mrs. L. van Gijn, J.W. Ilsink en Th. Groeneveld