ECLI:NL:ORBBNAA:2001:BU3830
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- L. van Gijn
- J.W. Ilsink
- Th. Groeneveld
- Rechtspraak.nl
Boete wegens niet doen van aangifte winstbelasting en de redelijkheid van het boetebeleid
In deze zaak gaat het om de hoogte van de boete die is opgelegd aan appellante wegens het niet indienen van een definitieve aangifte voor de winstbelasting over het belastingjaar 1997. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft op 14 augustus 2001 uitspraak gedaan in het beroep van appellante tegen de beschikking van de Inspecteur der Belastingen. Appellante had tijdig bezwaar gemaakt tegen de aanslag die op 12 april 1999 was opgelegd, maar verzuimde om de definitieve aangifte in te dienen, ondanks een schriftelijke aanmaning. De Inspecteur had een boete van 100 procent opgelegd, wat appellante aanvocht.
De Raad overweegt dat de voorwaarden voor het opleggen van de boete, zoals vastgelegd in artikel 26 van de Landsverordening op de winstbelasting (LWB), zijn vervuld. Appellante had een aangiftebiljet ontvangen en was aangemaand om dit in te leveren, maar heeft dit nagelaten. De Raad wijst erop dat het doen van een voorlopige aangifte niet voldoende is om de boete te ontlopen; het gaat om de definitieve aangifte. Appellante had in voorgaande jaren ook al verzuimd om aangifte te doen, wat leidde tot een cumulatieve verhoging van de boete.
De Raad acht het door de Inspecteur vastgestelde boetebeleid redelijk en passend, gezien het feit dat appellante gedurende meerdere jaren haar aangifteplicht heeft verzaakt. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven tot matiging van de boete. Daarom wordt het beroep van appellante ongegrond verklaard.