Beschikking van 28 juli 2000, nr. 1998/190.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Sint Maarten,
de Inspecteur der Belastingen
1.1. Van appellante is een beroepschrift ontvangen op 16 november 1998, ingediend door A als haar gemachtigde. Het beroep is gericht tegen de beschikking van de Inspecteur van 30 oktober 1998 op het bezwaarschrift van appellante betreffende de haar opgelegde aanslag in de winstbelasting voor het jaar 1995. Een nadere motivering van het beroepschrift is ontvangen op 15 maart 1999.
1.2. De aanslag, gedagtekend 29 mei 1998 en berekend naar een belastbaar bedrag van
NAf 48.800, is vastgesteld op NAf 14.333. Daarin is een bedrag van NAf 1.702 aan opcenten begrepen, alsmede een bedrag aan rente. De aanslag is op het door appellante gemaakt bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd.
1.3. Het beroep strekt tot vernietiging van de beschikking van de Inspecteur en tot vermindering van de aanslag met de bedragen aan opcenten en rente.
1.4. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend, dat is ontvangen op 7 maart 2000. Zij concludeert tot bevestiging van de beschikking op het bezwaarschrift.
1.5. Ter zitting van de Raad van 17 april 2000 op Sint Maarten zijn beide partijen verschenen. Appellantes gemachtigde heeft een pleitnota voorgedragen en deze, met een tweetal bijlagen, overgelegd. De pleitnota en de bijlagen behoren tot de gedingstukken. De Inspecteur heeft van de inhoud van de bijlagen bij de pleitnota kennis kunnen nemen en erop kunnen reageren.
2.1. Appellante is op 12 mei 1995 opgericht naar het recht van de Nederlandse Antillen. Bij Besluit van 27 november 1996 heeft het Bestuurscollege van het eilandgebied Sint Maarten aan appellante een zogenoemde vestigingsvergunning afgegeven. Een afschrift van het Besluit is onder meer verzonden aan de Inspectie der Belastingen.
2.2. Bij brief van 10 februari 1998 heeft appellante de Inspecteur verzocht goed te keuren en te bevestigen dat, onder meer, ten aanzien van haar de Garantieverordening Winstbelasting 1979 (hierna: de Garantieverordening) voor de periode 1995 t/m 1999 toepassing zal vinden. De Inspecteur heeft op 31 maart 1998 aan dat verzoek voldaan door accordering van de brief.
2.3. Op 3 april 1998 heeft appellante haar aangifte winstbelasting 1995 ingediend.
2.4. Aan appellante is voor het jaar 1995 geen voorlopige aanslag winstbelasting opgelegd.
2.5. Bij de vaststelling van de definitieve aanslag heeft de Inspecteur de (enkelvoudige) belasting berekend volgens het tarief van de Garantieverordening. Zij heeft voorts onder toepassing van artikel 28, vierde lid, Landsverordening op de winstbelasting 1940 (hierna: LWB) een rente van 9,5% in aanmerking genomen. Dit percentage bestaat uit 0,5% per maand gedurende 19 maanden (1996: 3 maanden; 1997: 12 maanden; 1998: 4 maanden). Daarenboven heeft zij in de aanslag Naf 1.702 aan opcenten begrepen.
Partijen verschillen van mening over de vragen of de Inspecteur terecht rente heeft berekend en of zij in de aanslag terecht opcenten heeft begrepen. Indien de rente terecht in aanmerking is genomen, is nog in geschil op hoeveel maanden de rente betrekking mag hebben.
4. Standpunten van partijen
4.1. Voor de standpunten van partijen verwijst de Raad naar de stukken van het geding.
4.2. Kort en zakelijk weergegeven komt appellantes betoog neer op het volgende.
4.2.1. De Inspecteur heeft ten onrechte op de voet van artikel 28, vierde lid, LWB rente berekend, daar zij op de hoogte was of moest zijn van de oprichting en vestiging van appellante op Sint Maarten en zij appellante geen aanmaning tot het doen van aangifte heeft gezonden. Appellante stelt dat de notaris voor wie zij is opgericht verplicht was van de oprichting melding te maken in de Curaçaosche Courant en dat de Inspecteur van die publicatie kennis had moeten nemen. Bovendien heeft de Inspecteur een afschrift ontvangen van het hiervoor onder 2.1. genoemde Besluit tot het verlenen van een vestigingsvergunning.
4.2.2. Het in aanmerking nemen van rente is volgens appellante ook in strijd met de Garantieverordening. De Raad begrijpt appellantes standpunt aldus dat, nu de rente wordt berekend over het bedrag van de enkelvoudige belasting en is begrepen in het totaalbedrag der belasting, de rente in feite belasting is. De berekening van rente zou alsdan in strijd zijn met de Garantieverordening.
4.2.3. De periode van 19 maanden waarover de Inspecteur de rente heeft berekend is te lang. Het is onduidelijk op welk moment de periode aanvangt waarover de rente, indien al verschuldigd, zou moeten worden berekend. Artikel 28, vierde lid, LWB kan niet zelfstandig worden toegepast, gelet op de onderlinge samenhang van de leden van het artikel en de beschikking van de Raad van 16 november 1998, nr. 1997/183.
4.2.4. De Garantieverordening staat de heffing van opcenten niet toe.
4.3. Kort en zakelijk weergegeven komt het verweer van de Inspecteur neer op het volgende.
4.3.1. De Garantieverordening verzet zich niet tegen toepassing van de bepalingen van hoofstuk III LWB. De renteberekening bij het te laat indienen van de aangifte is derhalve gerechtvaardigd.
4.3.2. De berekening van rente is niet in strijd met de Garantieverordening, daar deze slechts betrekking heeft op het tarief en niet op de rente.
4.3.3. Artikel 28, vierde lid, LWB kan zelfstandig worden toegepast. De beschikking van de Raad van 16 november 1998, nr. 1997/183, doet daaraan niet af.
5. Overwegingen omtrent het geschil
5.1. De Raad stelt voorop dat appellante ingevolge artikel 19, tweede en derde lid, LWB (tekst geldend voor het jaar 1995), uiterlijk aan het einde van de tweede week van juli 1996 eigener beweging de Inspecteur had moeten verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet. Dat biljet had vervolgens binnen 60 dagen ten kantore van de Inspecteur moeten zijn terugbezorgd, behoudens verlenging van deze termijn door de Inspecteur (artikel 22, eerste en derde lid, LWB). Indien de Inspecteur ongeveer twee weken de tijd zou hebben genomen om een aangiftebiljet uit te reiken, zou de termijn van 60 dagen zijn geëindigd op 30 september 1996. Appellante heeft evenwel nagelaten zelf de Inspecteur (tijdig) te vragen om uitreiking van een aangiftebiljet. Zij heeft eerst op 3 april 1998 een aangifte winstbelasting 1995 ingediend.
5.2. Een redelijke uitleg van het bepaalde in artikel 28, vierde lid, LWB, gelezen in samenhang met het bepaalde in de overige leden van artikel 28 en met het bepaalde in de artikelen 19, 22 en 24 LWB, brengt mee dat de Inspecteur in een geval als het onderhavige bevoegd is in de definitieve aanslag rente te begrijpen. De rente mag in dit geval worden berekend vanaf 1 oktober 1996. Naar redelijkerwijs mag worden verwacht had appellante immers vóór die datum voorlopige of definitieve aangifte moeten doen, indien zij de op haar rustende verplichting tot het doen van een verzoek om uitreiking van een aangiftebiljet had nageleefd (zie 5.1.). De Inspecteur heeft derhalve terecht een periode van 19 maanden ten grondslag gelegd aan de berekening van de rente.
5.3. Naar het oordeel van de Raad is de rente (“interest”) bedoeld in artikel 28 LWB niet aan te merken als belasting. Het berekenen van rente bij het opleggen van een aanslag komt daarom niet in strijd met de Garantieverordening. De Garantieverordening garandeert immers niet méér dan dat belastingplichtigen ten aanzien van wie zij van toepassing is tot een bepaald tijdstip in de toekomst niet zullen worden geconfronteerd met een belasting die hoger is dan in de verordening is aangegeven.
5.4. Met betrekking tot de heffing van opcenten overweegt de Raad dat deze wel in strijd is met de bepalingen van de Garantieverordening. De toepassing van opcenten is een vorm van (extra) belastingheffing, die zich niet verdraagt met de belastingtarieven zoals die in de Garantieverordening zijn vastgelegd. Artikel 2A, eerste lid, onder B, van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen bepaalt uitdrukkelijk dat garanties door het Land te verlenen nopens de hoogte der tarieven zich mede uitstrekken tot de opcentenheffing.
5.6. Het beroep is derhalve ten dele gegrond.
De Raad vernietigt de beschikking waarvan beroep en vermindert het bedrag aan te betalen belasting met Naf 1.702 tot NAf 12.631.
mrs. A.W.M. Bijloos als voorzitter en de leden C.W.M. van Ballegooijen en L.F. van Kalmthout.