ECLI:NL:ORBBNAA:2000:BU9676

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
28 juli 2000
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1998/179, 1998/180 en 1998/181
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Inspecteur om een werkgever aan te wijzen als inhoudingsplichtige voor loonbelasting zonder terugwerkende kracht

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 28 juli 2000, gaat het om de bevoegdheid van de Inspecteur der Belastingen om een werkgever aan te wijzen als inhoudingsplichtige voor de loonbelasting. De appellante, gevestigd in Nijmegen, Nederland, had geen vaste inrichting of vertegenwoordiger op Sint Maarten, maar verleende wel diensten aan het bestuur van het Eilandgebied Sint Maarten. De Inspecteur had appellante aangewezen als inhoudingsplichtige met terugwerkende kracht tot 1 januari 1995, wat leidde tot naheffingsaanslagen voor de jaren 1995 tot en met 1997. Appellante betwistte deze aanwijzing en de naheffingsaanslagen, en stelde dat de Inspecteur niet bevoegd was om met terugwerkende kracht een inhoudingsplicht aan te wijzen.

De Raad oordeelde dat de Inspecteur inderdaad bevoegd is om een werkgever aan te wijzen als inhoudingsplichtige, maar dat deze aanwijzing niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. De Raad stelde vast dat de wetgever niet bedoeld kan hebben dat een werkgever loonbelasting kan inhouden op reeds uitbetaald loon. De aanwijzing van appellante als inhoudingsplichtige door de Inspecteur was daarom niet rechtsgeldig voor de periode vóór de datum van de aanwijzing. De Raad vernietigde de naheffingsaanslagen en verklaarde de beroepen gegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van belastingwetgeving en de bescherming van belastingplichtigen tegen onterecht opgelegde aanslagen. De beslissing van de Raad heeft gevolgen voor de manier waarop de Inspecteur in de toekomst inhoudingsplichtigen aanwijst, vooral in situaties waarin werkgevers geen vaste inrichting hebben in het gebied waar de belasting wordt geheven.

Uitspraak

Beschikking van 28 juli 2000, nrs. 1998/179, 1998/180 en 1998/181.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Sint Maarten,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding
1.1. Aan appellante zijn, met dagtekening 31 maart 1998, over de tijdvakken 1995, 1996 en 1997 naheffingsaanslagen in de loonbelasting opgelegd naar een bedrag van telkens Naf 100.000. De Inspecteur heeft de daartegen gerichte bezwaarschriften van 1 juli 1998 afgewezen bij beschikkingen van 10 augustus 1998. Nadien zijn de naheffingsaanslagen ambtshalve verminderd tot respectievelijk Naf 53.838, Naf 80.642 en Naf 95.102.
1.2. Tegen de beschikkingen op het bezwaar heeft mr. H. (kantoor H. te Z, Nederland) namens appellante op 9 oktober 1998, dus tijdig, beroep aangetekend bij de Raad. De beroepen zijn aangevuld bij brief van 31 mei 1999 van mr. S. X te Curaçao) als nieuwe gemachtigde van appellante. De Inspecteur heeft vertoogschriften ingezonden.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad op 17 april 2000, gehouden op Sint Maarten. Ter zitting zijn mr. O., advocaat bij P, als gemachtigde van appellante en de Inspecteur verschenen en gehoord. De gemachtigde heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
2. Vaststaande feiten
2.1. Appellante is gevestigd in Nijmegen, Nederland en heeft geen vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op Sint Maarten. Zij verstrekte in de jaren 1994 tot en met 1997 adviezen aan het bestuur van het Eilandgebied Sint Maarten op basis van een overeenkomst met het Nederlandse Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. In dat kader zond zij haar werknemer F. F., die in Nederland woont, gedurende enige maanden per jaar naar het eiland uit. Hij beëindigde zijn werk op Sint Maarten op 1 oktober 1997. Appellante sloot met hem ter zake van de uitzending een nettolooncontract af.
2.2. De Inspecteur heeft appellante bij brief van 16 december 1997 aangewezen als inhoudingsplichtige. Hij heeft haar in dezelfde brief verzocht om binnen twee maanden aangifte voor de loonbelasting te doen voor de jaren 1995 tot en met 1997. Toen appellante geen gehoor had gegeven aan dat verzoek, heeft de Inspecteur de drie onderwerpelijke naheffingsaanslagen zonder verhoging opgelegd. Bij de berekening van de verschuldigde loonbelasting heeft de Inspecteur het loon van F.F. gebruteerd.
3. Omschrijving van geschil en standpunten van partijen
In geschil zijn de twee vragen: is appellante inhoudingsplichtig en is het loon terecht gebruteerd?
De Raad verwijst voor de standpunten van partijen naar de gedingstukken en de pleitnota.
4. Overwegingen omtrent het geschil
De Inspecteur heeft appellante bij brief van 16 december 1997 aangewezen als inhoudingsplichtige, en wel met ingang van 1 januari 1995. De eerste grief van appellante betreft de ingangsdatum van de aanwijzing. De Raad is van oordeel dat deze grief terecht wordt aangevoerd. De Inspecteur is bevoegd om een werkgever, die niet op de Nederlandse Antillen is gevestigd en daar geen vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger heeft, aan te wijzen als inhoudingsplichtige op grond van artikel 4, vierde lid, van de Landsverordening op de loonbelasting 1976. De wetgever kan niet bedoeld hebben de Inspecteur te machtigen om een werkgever met terugwerkende kracht aan te wijzen als inhoudingsplichtige. Hoe zou een werkgever loonbelasting kunnen inhouden op reeds uitbetaald loon? De aanwijzing van appellante als inhoudingsplichtige door de Inspecteur bij brief van 16 december 1997 houdt dan ook niet in dat de (blijkbaar voordien gedane) loonbetalingen van appellante aan haar werknemer F.F. rechtens aan loonbelasting waren onderworpen. De drie naheffingsaanslagen moeten dan ook vernietigd worden. De Raad komt niet toe aan het tweede geschilpunt.
5. Beslissing
De Raad verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de beschikkingen op bezwaar alsmede de naheffingsaanslagen.
mrs. A.W.M. Bijloos, C.W.M. van Ballegooijen en mr. L.F. van Kalmthout.