ECLI:NL:ORBBNAA:2000:BU4346

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
28 juli 2000
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1999/126
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van negatieve en positieve winstcomponenten voor de winstbelasting

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 28 juli 2000, staat de vraag centraal hoe negatieve en positieve winstcomponenten in hetzelfde belastingjaar verrekend dienen te worden voor de winstbelasting. Appellante heeft een beroepschrift ingediend tegen de beschikking van de Inspecteur, die een aanslag had opgelegd op basis van een belastbare winst van Af 210.000 voor het belastingjaar 1992. De Inspecteur handhaafde de aanslag na bezwaar van appellante. De kern van het geschil betreft de volgorde van verrekening van negatieve winst, die belast is met het volle tarief, en positieve winst, die belast is met een tarief van eentiende of waarvan de belasting niet wordt geheven.

Tijdens de zitting op 27 april 2000, waar beide partijen hun standpunten toelichtten, werd duidelijk dat appellante van mening is dat de negatieve winst eerst in mindering moet worden gebracht op de positieve winst die belast is met het tarief van eentiende. De Inspecteur daarentegen stelt dat de negatieve winst eerst in mindering moet komen op de positieve winst waarvan de belasting niet wordt geheven. De Raad overweegt dat de wetgever in artikel 15 van de Landsverordening winstbelasting (LWB) een volgorde voorschrijft die het gunstigst is voor belastingplichtigen. De Raad concludeert dat negatieve en positieve winstcomponenten in eenzelfde jaar verrekend moeten worden op een wijze die voor belastingplichtigen het meest voordelig is.

De Raad oordeelt dat de negatieve winst, die belast is met het volle tarief, eerst in mindering moet komen op de positieve winst die belast is met het tarief van eentiende, en pas daarna op de winst waarvan de belasting niet wordt geheven. Dit leidt tot de conclusie dat de beschikking van de Inspecteur vernietigd moet worden en de aanslag verminderd moet worden naar een belastbare winst van Af 153.661, met toepassing van het tarief van eentiende op het volle bedrag van de belastbare winst.

Uitspraak

Beschikking van 28 juli 2000, nr. 1999/126.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
1. Loop van het geding
1.1. Van appellante is op 21 mei 1999 ter griffie een beroepschrift ontvangen. De motivering daarvan is binnengekomen op 28 oktober 1999. Het beroep is gericht tegen de beschikking van de Inspecteur van 21 mei 1999 op het bezwaarschrift van appellante betreffende de haar opgelegde aanslag in de voor het jaar 1992.
1.2. De aanslag is berekend naar een belastbare winst van Af 210.000 en met toepassing van een tarief gelijk aan eentiende van het gewone tarief over het volle bedrag van deze winst. De aanslag is na het door appellante gemaakt bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd.
1.3. Het beroep strekt tot vernietiging van de bovenvermelde beschikking van de Inspecteur en tot vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een belastbare winst van
Af 153.661 en met toepassing van een tarief gelijk aan eentiende van het gewone tarief.
1.4. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend, dat is ontvangen op 7 maart 2000. Zij concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
1.5. Ter zitting van de Raad van 27 april 2000, gehouden op Aruba, zijn de gemachtigde van appellante en de Inspecteur verschenen.
1.6. Beide partijen hebben een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De pleitnota’s behoren tot de gedingstukken.
2. Vaststaande feiten
2.1. De winst van appellante heeft in de jaren 1992, 1993 en 1994 bestaan uit drie componenten: met het volle tarief belaste winst, met eentiende van het tarief belaste winst en winst waarvan de belasting niet wordt geheven. Voor het jaar 1992 bedraagt de met het volle tarief belaste winst negatief Af 56.339, de met eentiende van het tarief belaste winst
Af 210.000 en de winst waarvan de belasting niet wordt geheven Af 895.464.
2.2. Ook in latere jaren heeft appellante geen positieve winst behaald die belast is met het volle tarief.
3. Geschil
Partijen verschillen van mening over de vraag of bij de berekening van de verschuldigde winstbelasting de negatieve winst welke belast is met het gewone tarief in mindering moet worden gebracht op de in hetzelfde jaar behaalde positieve winst welke belast is tegen eentiende van het tarief (standpunt van appellante) dan wel op de in hetzelfde jaar behaalde positieve winst waarvan de belasting niet wordt geheven (standpunt van de Inspecteur).
4. Standpunten van partijen
Voor de standpunten van partijen, die zich beide beroepen op het bepaalde in artikel 15, derde lid, van de Landsverordening winstbelasting (hierna: LWB), verwijst de Raad naar de gedingstukken.
5. Overwegingen omtrent het geschil
5.1. Bij de beoordeling van het geschil gaat de Raad ervan uit dat het bepaalde in artikel 15, vierde en vijfde lid, LWB op appellante niet van toepassing is, nu het tegendeel niet is gesteld noch anderszins gebleken.
5.2. Partijen gaan terecht (nader) ervan uit, dat alle componenten van de winst dienen te worden samengevoegd tot één bedrag, waarop vervolgens het tarief wordt toegepast. Indien de winst positieve en negatieve componenten bevat die naar verschillende tarieven worden belast respectievelijk waarvan de belasting niet wordt geheven, kan, zoals in het onderhavige geval, de vraag rijzen op welke wijze de positieve en negatieve componenten met elkaar dienen te worden verrekend met het oog op de toepassing van het tarief. Het antwoord op deze vraag valt naar het oordeel van de Raad niet onmiddellijk af te leiden uit de bewoordingen en het stelsel van artikel 15 LWB en evenmin uit enige andere bepaling van de LWB.
5.3. Bij de toepassing van het tarief op uitsluitend positieve winstcomponenten behorend tot de verschillende categorieën, schrijft artikel 15, derde lid, LWB een volgorde voor die naar de bedoeling van de wetgever het gunstigst is voor belastingplichtigen. Deze bedoeling blijkt uit de toelichting op artikel 1 sub VIII van de Ontwerp-Landsverordening, tot wijziging van de Landsverordening op de winstbelasting 1940, Zittingsjaar 1957 – 1958-75, waarin ten aanzien van artikel 15, derde lid LWB onder andere wordt opgemerkt: “De voor belastingplichtigen gunstigste rangschikking is gekozen.”.
5.4. Naar het oordeel van de Raad is het meest in overeenstemming met de gedachtegang van de wetgever de opvatting, dat in eenzelfde jaar behaalde negatieve en positieve winstcomponenten welke tot verschillende categorieën behoren met elkaar worden verrekend op een wijze die voor belastingplichtigen het gunstigst is. Negatieve winst welke belast is met het volle tarief komt daarom allereerst in mindering op winst die belast is met het tarief van eentiende en eerst daarna in mindering op winst waarvan de belasting niet wordt geheven.
5.4. Het gelijk is derhalve aan appellante.
6. Beslissing
De Raad vernietigt de beschikking waarvan beroep en vermindert de aanslag naar een berekend naar een belastbare winst van Af 153.661, met toepassing van een tarief gelijk aan eentiende van het gewone tarief op het volle bedrag van de belastbare winst.
mrs. A.W.M. Bijloos als voorzitter en de leden C.W.M. van Ballegooijen en L.F. van Kalmthout.