ECLI:NL:ORBBNAA:2000:BU4068

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
4 april 2000
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1999/196
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aftrekbaarheid van ingehouden premie AVBZ in de inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 4 april 2000, staat de aftrekbaarheid van de ingehouden premie voor de Algemene Verzekering Bijzondere Ziektekosten (AVBZ) centraal. Appellant, woonachtig op Curaçao, ontving een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1997, gebaseerd op een zuiver inkomen van Naf 62.832. Na bezwaar werd deze aanslag verlaagd tot Naf 58.845, met een kinderaftrek van Naf 250. Appellant ging in beroep tegen de beslissing op bezwaar, waarbij de Inspecteur een vertoogschrift indiende.

De Raad heeft vastgesteld dat de ingehouden premie AVBZ, die door de werkgever van appellant op het loon werd ingehouden, niet kan worden aangemerkt als een last die op de opbrengst van de dienstbetrekking rust. Dit is in lijn met artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943. De Raad oordeelt dat deze premie moet worden gezien als verplichte inkomensbesteding, wat betekent dat het de hoogte van het zuivere inkomen niet beïnvloedt.

De Raad concludeert dat, gezien de onbetwiste aanspraak van appellant op kinderaftrek tot Naf 500, de aanslag moet worden verminderd tot een zuiver inkomen van Naf 58.845, met toepassing van de gehuwdentabel en de verhoogde kinderaftrek. De beslissing van de Raad is om de eerdere beschikking te vernietigen en de aanslag dienovereenkomstig te verlagen.

Uitspraak

Beschikking van 2 april 2000, nr. 1999/196.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
1. Loop van bet geding
1.1. Aan appellant is, met dagtekening 5 maart 1999, voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een zuiver inkomen van Naf 62.832, met kinderaftrek tot een bedrag van Naf 250. Nadat appellant tegen die aanslag bezwaar had aangetekend, heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een naar een zuiver inkomen van Naf 58.845, met kinderaftrek tot een bedrag van Naf 250.
1.2. Tegen de beslissing op bezwaar is appellant tijdig in beroep gekomen bij de Raad. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
1.3. Tijdig voor de zitting heeft appellant een pleitnota gefaxt naar de Raad en de Inspecteur. De Raad rekent deze pleitnota tot de gedingstukken, de Inspecteur heeft daartegen geen bezwaar. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
2. Vaststaande feiten
2.1. Appellant woonde in het onderhavige jaar op Curaçao, was gehuwd en heeft twee kinderen geboren op <datum 1> en <datum 2>.
2.2. Appellant was in bet onderhavige in dienstbetrekking werkzaam. Zijn werkgever hield ten laste van hem premie Algemene Verzekering Bijzondere Ziektekosten (hierna: AVBZ) op het loon in tot een bedrag van Naf 1.004,03.
3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
3.1. Het geschil betreft de aftrekbaarheid van de ten laste van appellant ingehouden premie AVBZ als een op de opbrengst van dienstbetrekking rustende last. Appellant bepleit die aftrekbaarheid, terwijl de Inspecteur haar bestrijdt.
3.2. Tussen partijen is niet meer in geschil dat appellant aanspraak heeft op kinderaftrek tot een bedrag van Naf 500.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Naar het oordeel van de Raad is het werknemersdeel van de premie AVBZ geen op de opbrengst van de dienstbetrekking rustende last in de zin van artikel 9, eerste lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943. Dit premiedeel dient te worden aangemerkt als een vorm van verplichte inkomensbesteding, zodat de hoogte van het zuivere inkomen daardoor niet wordt beïnvloed.
4.1. Zoals hiervoor is overwogen is tussen partijen niet meer in geschil dat appellant aanspraak heeft op kinderaftrek tot een bedrag van Naf 500. Mitsdien dient de aanslag te worden verminderd tot een naar een zuiver inkomen van Naf 58.845, met toepassing van de gehuwdentabel en met kinderaftrek tot een bedrag van Naf 500.
5. Beslissing
De Raad vernietigt de beschikking waarvan beroep en vermindert de aanslag tot een naar een zuiver inkomen van Naf 58.845, met toepassing van de gehuwdentabel en met kinderaftrek tot een bedrag van Naf 500.
mrs. A.W.M. Bijloos, voorzitter, Th. Groeneveld en C.W.M. van Ballegooijen