ECLI:NL:ORBBNAA:2000:BU4054

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
28 juli 2000
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1999/207B
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inkomstenbelasting en beloningen uit commissariaten: Aftrekbaarheid en verwervingskosten

In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 28 juli 2000, staat de inkomstenbelasting over het belastingjaar 1997 centraal. Appellant, die als president commissaris fungeert bij verschillende vennootschappen, heeft een aanslag in de inkomstenbelasting ontvangen op basis van een belastbaar inkomen van Awg 163.629. Na bezwaar is deze aanslag ambtshalve verminderd tot Awg 162.789. De appellant heeft beroep aangetekend tegen de afwijzing van zijn bezwaarschrift door de Inspecteur, die de aanslag had vastgesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 april 2000, waarbij de appellant en zijn gemachtigde, mr. P., aanwezig waren.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant zijn maandelijkse beloningen, die op zijn verzoek aan stichtingen werden overgemaakt, als loon uit dienstbetrekking moet beschouwen. De Raad oordeelt dat de beloningen tot het belastbare inkomen van de appellant behoren, ondanks dat deze aan stichtingen zijn uitbetaald. Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat de ingehouden premies voor de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) en de Algemene Weduwen- en Wezenverzekering (AWW) niet als verwervingskosten kunnen worden aangemerkt, omdat deze niet voldoen aan de criteria voor aftrekbaarheid zoals vastgelegd in de Landsverordening inkomstenbelasting (LIB).

Verder heeft de Raad geoordeeld dat de appellant geen recht heeft op aftrek van kosten van levensonderhoud voor zijn studerende kinderen, omdat hij geen betalingsbewijzen heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn claim. De Raad heeft de aanslag uiteindelijk verminderd, maar niet bevoegd geacht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak van de Raad is gegrond verklaard, en de aanslag is overeenkomstig de ambtshalve beschikking van de Inspecteur verminderd.

Uitspraak

Beschikking van 28 juli 2000, nr. 1999/207B.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
1. Loop van het geding
1.1. Aan appellant is, met dagtekening 14 april 1999, over het jaar 1997 een aanslag in inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van Awg 163.629. De Inspecteur heeft het daartegen gerichte bezwaarschrift, ter Inspectie ingekomen op 27 mei 1999, afgewezen bij uitspraak van 15 september 1999. Nadien heeft de Inspecteur de aanslag ambtshalve verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van Awg 162.789.
1.2. Tegen de uitspraak op het bezwaar heeft mr. P. (belastingadviseur in Oranjestad) als gemachtigde van appellant op 8 september 1999, dus tijdig, beroep aangetekend bij de Raad. Het beroepschrift is aangevuld bij schrijven van de gemachtigde van 29 november 1999. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. De gemachtigde heeft op 23 maart 2000 een verweerschrift ingezonden.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad op 28 april 2000, gehouden op Aruba. Appellant, zijn gemachtigde en Inspecteur zijn verschenen en gehoord. De Inspecteur heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
2. Vaststaande feiten
2.1. Appellant is president commissaris van T. N.V. Vanaf augustus 1995 worden zijn maandelijkse beloningen van Awg 350 op eigen verzoek overgemaakt naar de stichting Cas . Appellant is tevens president commissaris van R. N.V. Vanaf april 1997 maakt zij op zijn verzoek van de maandelijkse beloning Awg 400 over naar de stichting Centro en Awg 350 naar de stichting F. De stichtingen zijn instellingen van liefdadigheid. Appellant heeft de beloningen in de aangifte tot zijn belastbare inkomen gerekend en met de betalingen aan de stichtingen rekening gehouden bij de aftrek van giften.
2.2. Appellant is ook directeur van DF N.V. en van DI N.V. Op het salaris van deze inhoudingsplichtigen ten bedrage van elk Naf 13.560 is premie Algemene Ouderdomsverzekering en Algemene Weduwen- en Wezenverzekering (hierna: AOV/AWW) ingehouden.
2.3. Appellant is tevens in dienstbetrekking bij het Land Aruba. Op het loon van het Land Aruba is een premie van Awg 840 ingehouden voor een ziektekostenverzekering.
2.4. Appellant heeft twee studerende kinderen. Dochter C, geboren in 1974, studeerde vanaf 1995 aan de HEAO, eerst in Deventer en later in Amsterdam. Zoon G, geboren in 1977, studeerde in 1997 aanvankelijk in Washington en vanaf augustus 1997 in Amsterdam. Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur voor beiden de kinderaftrek van Awg 1000 toegepast.
3. Omschrijving van geschil en standpunten van partijen
In geschil zijn de drie vragen:
heeft appellant de beloningen uit zijn commissariaten genoten?
behoren de ingehouden premies AOW/AWW tot de verwervingskosten of zijn ze aftrekbaar als pensioenpremies?
heeft appellant recht op aftrek wegens buitengewone lasten ter zake van ondersteuning in de kosten van levensonderhoud van zijn kinderen?
De Raad verwijst voor de standpunten van partijen naar de gedingstukken en de pleitnota. Tussen partijen is niet langer in geschil dat de ingehouden premie voor een ziektekostenverzekering voor een bedrag van Awg 840 als verwervingskosten in aanmerking kan worden genomen.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Vaststaat dat appellant als commissaris van twee naamloze vennootschappen recht had op een maandelijkse beloning voor zijn werkzaamheden. In de zin van de Landsverordening inkomstenbelasting (hierna: LIB) geldt appellant als werknemer en kwalificeert de maandelijkse beloning als loon uit dienstbetrekking. Vaststaat ook dat hij de vennootschappen opdracht heeft gegeven om het loon aan door hem aangewezen stichtingen uit te betalen. Aldus heeft appellant naar het oordeel van de Raad bij wijze van schenking beschikt over zijn recht op loon voordat hij het overeenkomstig artikel 16B van de LIB heeft genoten. Weliswaar komt de vordering tot betalen van het loon toe aan de begiftigde stichtingen, maar de schenker die de dienstbetrekking vervult geniet het door hem verdiende loon op het in artikel 16B van de LIB aangewezen tijdstip. Terecht heeft de Inspecteur de beloningen uit de commissariaten tot het belastbare inkomen van appellant gerekend.
4.2. Op het loon dat appellant genoot van twee op de Nederlandse Antillen gevestigde werkgevers is premie AOV/AWW ingehouden. Deze inhoudingen behoren niet tot de verwervingskosten, zoals hij verdedigt. Het gaat immers niet om kosten tot verwerving, inning en behoud van het loon of om daarop rustende lasten. Evenmin is sprake van pensioenpremies of van verplichte bijdragen voor een pensioen-, spaar- en voorzieningsfonds in de zin van artikel 9, zevende lid, van de LIB. De AOV en AWW zijn niet aan te merken als pensioen- of spaarregelingen die zijn opgezet ten behoeve van werknemers, gewezen werknemers en hun nagelaten betrekkingen en zijn daarom niet aan de orde in artikel 9, zevende lid. Ook hier is het gelijk aan de Inspecteur.
4.3. Appellant stelt dat hij in 1997 zijn dochter met Awg 10.586 en zijn zoon met Awg 31.002 heeft ondersteund in hun kosten van levensonderhoud. Hij claimt na toepassing van de franchise een aftrek van Awg 30.330 als buitengewone last. De Inspecteur heeft de aftrek geweigerd, omdat aan hem geen specificatie van de uitgaven en geen betalingsbewijzen zijn verstrekt. Appellant heeft de betreffende uitgaven in zijn verweerschrift weliswaar gespecificeerd, maar geen betalingsbewijzen ingezonden. Ook ter zitting zijn door hem geen bewijsstukken overgelegd. De Raad is van oordeel dat appellant geen recht kan doen gelden op de gevraagde aftrek, nu hij nagelaten heeft bewijs te leveren van de gestelde uitgaven.
4.4. Partijen zijn eenparig van oordeel dat de aanslag bij uitspraak op bezwaar te hoog is vastgesteld. De Inspecteur had toen hoe dan ook rekening moeten houden met de ingehouden premie voor een ziektekostenverzekering en een aftrek van Awg 840 als verwervingskosten moeten verlenen. Hij heeft het belastbare inkomen inmiddels ambtshalve bij beschikking verminderd met Awg 840 tot Awg 162.789. De Raad zal dan ook het bij uitspraak op bezwaar vastgestelde belastbare inkomen dienovereenkomstig verminderen.
4.5. De Raad is niet bevoegd in te gaan op het verzoek van de gemachtigde om hem een vergoeding van proceskosten toe te kennen.
5. Beslissing
De Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de aanslag overeenkomstig de ambtshalve getroffen beschikking van de Inspecteur.
mrs. A.W.M. Bijloos, C.W.M. van Ballegooijen en mr. L.F. van Kalmthout.