ECLI:NL:ORBBNAA:1999:BU9678

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
15 oktober 1999
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1998/185
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van aanslag inkomstenbelasting en gevolgen van emigratie voor belastingplichtige

In deze zaak gaat het om de tijdigheid van een aanslag in de inkomstenbelasting die aan de belanghebbende is opgelegd voor het belastingjaar 1991. De belanghebbende, die in 1992 naar Nederland is verhuisd, heeft zijn adreswijziging niet doorgegeven aan de Inspectie der Belastingen. Hierdoor heeft hij het aanslagbiljet, dat op 30 september 1993 is gedateerd, niet tijdig ontvangen. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft op 15 oktober 1999 geoordeeld dat de termijnoverschrijding voor het indienen van bezwaar tegen de aanslag het gevolg is van de nalatigheid van de belanghebbende. De Raad stelt vast dat de belanghebbende niet aan zijn verplichting heeft voldaan om de inspecteur op de hoogte te stellen van zijn emigratie, wat heeft geleid tot de conclusie dat de aanslag tijdig is opgelegd. De Raad vernietigt de bestreden beschikking en verklaart de belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar, omdat de wettelijke termijn voor het indienen van bezwaar ruimschoots is overschreden. De Raad komt niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil tussen partijen.

Uitspraak

Beschikking van 15 oktober 1999, nr. 1998/185.
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Sint Maarten,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Procesverloop
1.1. Aan appellant is, met dagtekening 30 september 1993, voor het jaar 1991 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een zuiver inkomen van Naf. 101.264. Nadat appellant tegen die aanslag bezwaar had aangetekend, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.2. Tegen de beslissing op bezwaar is appellant tijdig in beroep gekomen bij de Raad. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingezonden.
1.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de Raad op 19 april 1999, gehouden op Sint Maarten. De Inspecteur is daar verschenen en heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Appellant is niet verschenen.
2. Vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende heeft zich op 22 mei 1989 met zijn echtgenote en hun drie kinderen gevestigd op Sint Eustatius. Vanaf medio 1989 was hij, evenals zijn echtgenote, in dienstbetrekking bij stichting A. Hij deed aangifte voor de inkomstenbelasting bij de Inspectie der Belastingen op Sint Maarten. Aan hem werden positieve aanslagen opgelegd over der jaren 1989 en 1990.
2.2. Belanghebbende gaf op 2 juli 1992 aan het Bevolkingsbureau op Sint Eustatius op dat hij en zijn gezin op 3 juli 1992 naar Nederland vertrokken om zich daar metterwoon te vestigen. Hij heeft zijn adreswijziging doorgegeven aan het postkantoor op Sint Eustatius en heeft het kantoor verzocht zijn poststukken door te zenden naar Nederland. Van zijn vertrek uit de Nederlandse Antillen heeft hij geen melding gemaakt bij de Inspectie der Belastingen.
2.3. Belanghebbende heeft aangifte inkomstenbelasting 1991 gedaan op 15 mei 1992. De aanslag over 191 is op 22 september 1993 op kohier gebracht en gedagtekend 30 september 1993. De eilandontvanger op Sint Eustatius heeft het aanslagbiljet verzonden aan het voormalige adres van belanghebbende op Sint Eustatius.
2.4. Op 11 december 1997 stuurde de eilandontvanger een aanmaning, opnieuw naar Sint Eustatius. Deze aanmaning bereikte belanghebbende in Nederland op 3 januari 1998. Op 5 januari 1998 maakte belanghebbende bezwaar tegen de aanslag. Bij de bestreden beschikking van 30 juni 1998 is de aanslag gehandhaafd.
3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen.
3.1. In geschil is of de aanslag tijdig is opgelegd. Appellant beantwoordt die vraag ontkennend, de inspecteur bevestigend.
3.2. Appellant stelt dat de aanslag ruim vijf jaar na het verstrijken van het belastingjaar is opgelegd en verstuurd en dat de aanslag daarom verjaard is. Hij stelt voorts dat bij hem het vertrouwen is gewekt dat de inspecteur besloten heeft hem geen aanslag op te leggen.
3.3. De Inspecteur verwijt belanghebbende dat hij destijds heeft nagelaten hem te verwittigen van zijn voorgenomen emigratie uit Sint Eustatius. Het niet tijdig ontvangen van het aanslagbiljet komt daarom voor rekening van belanghebbende.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Vaststaat dat belanghebbende de inspecteur in 1992 niet op de hoogte heeft gesteld van zijn emigratie uit Sint Eustatius in de zomer van 1992. Hij heeft toen niet voldaan aan zijn verplichting als bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943 om terstond aangifte te doen over het lopende belastingjaar en het laatst verlopen belastingjaar 1991. De inspecteur en de Eilandontvanger zijn niet, zoals belanghebbende kennelijk veronderstelt, gehouden om bij het Bevolkingsbureau te onderzoeken wat het woonadres is van een belastingplichtige, respectievelijk belastingschuldige. De Raad is dan ook van oordeel dat het aan belanghebbende zelf te wijten is geweest dat het aanslagbiljet hem ontijdig heeft bereikt.
4.2. De aanslag is gedagtekend 30 september 1993 en is dus tijdig opgelegd. Het bezwaarschrift daartegen is ingediend op 5 januari 1998. Daarmee is de wettelijke termijn voor het indienen van bezwaar van vier maanden ruimschoots overschreden. De Raad acht aannemelijk dat de termijnoverschrijding een gevolg is geweest van de nalatigheid van belanghebbende om terstond bij emigratie aangifte te doen. Van een verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn is niets gesteld of gebleken. Het bezwaar van belanghebbende had dan ook niet-ontvankelijk moeten worden verklaard door de inspecteur. De Raad zal dat alsnog doen en de bestreden beschikking op die grond vernietigen. De Raad komt niet toe aan het geschil dat partijen verdeeld houdt.
5. Beslissing
De Raad vernietigt de beschikking waarvan beroep en verklaart belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar.
mrs. A.W.M. Bijloos, voorzitter, J.W. Ilsink en C.W.M. van Ballegooijen, leden.