ECLI:NL:ORBBNAA:1998:BU7507

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
16 november 1998
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1997/205
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie van exportverlies met winstbelasting in de Nederlandse Antillen

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 16 november 1998 uitspraak gedaan over een geschil tussen een appellante en de Inspecteur der Belastingen met betrekking tot de aanslag winstbelasting over het jaar 1991. De appellante had bezwaar gemaakt tegen een aanslag die was opgelegd op basis van een belastbaar bedrag van NAƒ a. De Inspecteur handhaafde de aanslag, waarna de appellante beroep instelde. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 april 1998 in Curaçao.

De kern van het geschil was of het verlies dat de appellante had geleden op leveringen aan Aruba gecompenseerd kon worden met de naar het volle tarief belaste binnenlandse winst. De appellante voerde aan dat er geen wettelijke bepalingen zijn die het exportresultaat van een industriële onderneming zelfstandig belasten, en dat het verlies op exportactiviteiten in mindering gebracht kan worden op de overige resultaten van de vennootschap. De Inspecteur daarentegen stelde dat horizontale verliesverrekening niet mogelijk is en dat compensatie alleen verticaal kan plaatsvinden met winsten uit dezelfde activiteit.

De Raad overwoog dat bij de bepaling van de winst over enig jaar, zoals bepaald in de Landsverordening winstbelasting (LWB), ook de inkomsten waarover geen of slechts gedeeltelijk belasting verschuldigd is, in aanmerking moeten worden genomen. De Raad concludeerde dat het verlies van de appellante ter zake van de leveringen aan Aruba horizontaal gecompenseerd kan worden met de winst die naar het tabeltarief van artikel 15, tweede lid, LWB wordt belast. De Raad vernietigde de bestreden beschikking van de Inspecteur en verminderde de aanslag tot een belastbaar bedrag van NAƒ c.

Uitspraak

Beschikking van 16 november 1998, nr. 1997/205
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding:
1.1 Aan appellante is met dagtekening 23 december 1996 over het jaar 1991 een aanslag winstbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van NAƒ a. Bij brief van 17 februari 1997, aangevuld op 14 maart 1997, heeft appellante tegen die aanslag bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 20 oktober 1997 heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.
1.2 Tegen de beschikking op bezwaar heeft appellante bij geschrift, ingekomen bij de Raad op 6 november 1997 en aangevuld op 28 november 1997, beroep ingesteld. De Inspecteur heeft op 15 december 1997 een vertoogschrift ingediend. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op Curaçao ter zitting van de Raad van 22 april 1998, waar partijen hun standpunten nader hebben toegelicht. Namens appellante is een pleitnota voorgedragen en overgelegd en zijn twee produkties in het geding gebracht.
2. Vaststaande feiten:
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting staat voor de Raad het volgende vast.
2.1 De werkzaamheden van appellante bestaan uit de produktie van ... en de verkoop hiervan op Aruba en Curaçao.
2.2 Over terzake van de leveringen aan Aruba behaalde winst is appellante winstbelasting verschuldigd naar het verminderde tarief, bedoeld in art. 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen (LBIO). In 1991 heeft appellante terzake van de leveringen aan Aruba een verlies geleden van NAƒ b.
2.3 In de aangifte winstbelasting over het jaar 1991 heeft appellante een belastbare winst aangegeven van NAƒ c. Daarbij heeft zij bedoeld verlies rechtstreeks in mindering gebracht op de naar het tabeltarief van artikel 15, tweede lid, van de Landsverordening winstbelasting 1940 (LWB) belastbare binnenlandse winst van NAƒ a.
2.4 Bij de aanslagregeling is de aangegeven winst verhoogd met het bedrag van meerbedoeld verlies en de belastbare winst vastgesteld op NAƒ a.
3. Omschrijving geschil en standpunten van partijen:
3.1 Het geschil betreft de vraag of het verlies dat appellante heeft geleden op de leveringen aan Aruba gecompenseerd kan worden met de naar het volle tarief belaste binnenlandse winst.
3.2 Ter ondersteuning van haar beroep heeft appellante - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
3.2.1 In de LBIO zomin als in de LWB komen bepalingen voor die erop wijzen dat het exportresultaat van een industriële onderneming zelfstandig belast dient te worden. Ook de geschiedenis van totstandkoming van die verordeningen biedt daarvoor geen aanknopingspunten. Een vennootschap die verlies lijdt met een exportactiviteit kan dit verlies derhalve in mindering brengen op het overige resultaat van de vennootschap.
3.2.2 Het standpunt van de Inspecteur staat haaks op de bedoeling van de wetgever bij de introductie van het onderhavige verminderde tarief, te weten het tot stand brengen van een stimuleringsmaatregel voor investeringen en het bevorderen van de export van Antilliaanse produkten. Het kan niet de bedoeling zijn geweest van de wetgever de belastingdruk voor vennootschappen die exporteren en daarop structureel verlies lijden, te verzwaren.
3.3 De Inspecteur heeft daartegenover het volgende gesteld.
3.3.1 Onder verwijzing naar een aanschrijving van een voormalig Hoofd van de Inspectie, welke aanwijzing als bijlage bij het vertoogschrift is gevoegd, stelt de Inspecteur zich primair op het standpunt dat horizontale verliesverrekening niet mogelijk is en dat compensatie alleen verticaal kan plaatsvinden met winsten uit dezelfde activiteit. Het exportverlies dient gestald te worden en kan alleen worden verrekend met exportwinsten in de komende jaren. De verschuldigde belasting, zoals deze blijkt uit de aanslag, is derhalve berekend door de tabel toe te passen op de binnenlandse winst.
3.3.2 Subsidiair concludeert de Inspecteur tot vermindering van de aanslag met een bedrag van 2 percent van het geleden exportverlies tot een belastingbedrag van NAƒ d. De verschuldigde belasting wordt dan niet berekend door de tabel van art. 15, tweede lid, LWB toe te passen op het saldo van de normale winst en het exportverlies, maar bestaat uit de som van de belasting die over de verschillende winstbestanddelen is verschuldigd. Anders zou sprake zijn van een belastingsubsidie op export-verliezen, hetgeen verder gaat dan de bedoeling van de wetgever.
4. Overwegingen omtrent het geschil:
4.1 Bij art. 10, eerste lid, LWB is bepaald dat wanneer bij toepassing der regelen omtrent de bepaling der winst over enig jaar een verlies wordt becijferd, dit in mindering komt van de winst over de volgende vijf jaren te beginnen bij het eerste dier jaren.
4.2 Volgens vaste rechtspraak van de Raad mogen bij de bepaling van de winst over enig jaar, als bedoeld in art. 10, de inkomsten waarover geen of slechts gedeeltelijk belasting verschuldigd is, niet buiten beschouwing blijven. Die winst moet worden bepaald met inachtneming van de art. 4-7 LWB.
4.3 Ingevolge het bepaalde bij art. 4, eerste lid, LWB wordt onder winst verstaan de som van de voordelen die onder welke naam en in welke vorm ook, zuiver worden verkregen uit bedrijf en uit buiten bedrijf gebezigd kapitaal.
4.4 Het lijdt geen twijfel dat ook de winst van naamloze vennootschappen die, zoals appellante, voldoen aan de in de LBIO gestelde bepalingen en voorwaarden, in aanmerking moet worden genomen bij de bepaling van de winst over enig jaar, als bedoeld in artikel 10. Daarvoor pleit niet alleen het algebraïsche karakter van het winstbegrip van art. 4, eerste lid, maar kan ook een argument worden ontleend aan de tekst van het tweede lid van art. 15 LWB waarin staat dat aanloopverliezen van - kort gezegd - gefacilieerde ondernemingen onbeperkt mogen worden verrekend met toekomstige winsten.
4.6 Naar het oordeel van de Raad sluit het bepaalde bij art. 15, vijfde lid, LWB niet uit dat het verlies dat appellante heeft geleden ter zake van de leveringen aan Aruba, horizontaal wordt gecompenseerd met de winst die naar het tabeltarief van art. 15, tweede lid, LWB wordt belast.
4.7 Derhalve faalt het primaire standpunt van de Inspecteur.
4.8 Het subsidiaire standpunt van de Inspecteur, dat compensatie van het exportverlies met de winst die naar het tabeltarief wordt belast moet worden beperkt tot 2 percent van dat verlies, moet eveneens worden verworpen aangezien het geen steun vindt in het recht.
4.9 Het gelijk is derhalve aan de zijde van appellante.
5. Beslissing:
De Raad vernietigt de bestreden beschikking van 20 oktober 1997 en vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van NAƒ c.
mrs. A.W.M. Bijloos, J.K. Moltmaker en J.W. Ilsink