Beschikking van 15 september 1997, nr. 1997-134
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curacao,
de Inspecteur der Belastingen
Aan NV X is op 20 december 1994 een aanslag winstbelasting 1990, opgelegd naar een belastbaar bedrag van NAf. 165.700,--.
Bij beschikking van 11 mei 1995 op het tijdig ingediende bezwaarschrift heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een bedrag aan belasting en opcenten, berekend naar een belastbaar bedrag van NAf. 93.300,-. De beschikking is aangetekend aan NV X verzonden op 7 juli 1995.
NV X heeft tegen de beschikking op het bezwaarschrift beroep ingesteld bij een beroepschrift, bij de Raad ingekomen op 4 december 1995. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van de Raad op 18 april 1996, alwaar zijn verschenen de gemachtigde van NV X alsmede de Inspecteur. De gemachtigde heeft verzocht de behandeling van de zaak uit te stellen totdat de Gouverneur heeft beslist op een door NV X ingediend verzoek om met terugwerkende kracht een tax-holiday te verlenen voor de productie van product p. De Raad heeft dit uitstel toegestaan.
De zaak is opnieuw behandeld ter zitting van de Raad op 23 april 1997. Verschenen zijn de gemachtigde van NV X alsmede de Inspecteur. De Inspecteur heeft een aan hem per fax ter kennis gebrachte brief van de Minister van Financiën d.d. 22 april 1997 overgelegd. Partijen hebben hun standpunten nader mondeling toegelicht.
Aan NV X is bij Landsbesluit van 11 oktober 1984, nr. 4, een tax-holiday verleend voor de duur van elf jaren voor winsten behaald met de fabricage van m, n en o-producten.
In 1990 is NV X begonnen met de productie van p. Zij verzuimde echter daarvoor een uitbreiding van de tax-holiday te vragen. Dit geschiedde pas op 24 januari 1995, nadat de Inspecteur bij brief van 14 november 1994 NV X had bericht van de aangifte te zullen afwijken aangezien de productie van p niet onder de tax-holiday viel.
Bij brief van 22 april 1997, 367/RVM, heeft de Minister van Financiën medegedeeld, dat aan het verzoek van NV X om met terugwerkende kracht tot 1990 een tax-holiday te verkrijgen voor de productie van p niet kan worden tegemoetgekomen, aangezien geen sprake van verwerken, bewerken of assembleren in de zin van artikel 1, lid 1, onderdeel e, van de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen.
In geschil is de ontvankelijkheid van het beroepschrift, alsmede de vraag of de Inspecteur ter zake van de winst op de productie van theezakjes een vrijstelling had moeten toepassen.
Standpunten van partijen:
NV X meende ervan te kunnen uitgaan, dat zijn beroepschrift ontvankelijk was, aangezien de Raad haar verzoek om uitstel van de behandeling had ingewilligd. Voorts is NV X van mening, dat de productie van p wel degelijk valt onder de omschrijving van artikel 1, lid 1, onderdeel e, van de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen, op grond waarvan zij de Raad verzoekt om uit te spreken, dat de beslissing van de Minister van Financiën onjuist is en dat de Inspecteur een eigen verantwoordelijkheid heeft om op grond daarvan een vrijstelling van belasting te verlenen.
De Inspecteur meent, dat het beroep niet ontvankelijk is en dat de Raad daarover nog geen beslissing heeft genomen. Voorts is hij van mening, dat de winst met betrekking tot de productie van p, bij gebreke van een daartoe strekkend besluit van de Gouverneur, niet in enige belastingfaciliteit kan delen.
Beoordeling van het geschil:
Bij het verlenen van uitstel van de behandeling heeft de Raad zich niet over de ontvankelijkheid uitgesproken. Het uitstel werd op verzoek van NV X verleend omdat zij renteverlies zou lijden als haar beroep niet ontvankelijk verklaard zou worden en zij bij een gunstige beschikking van de Gouverneur alsnog aanspraak zou kunnen maken op vrijstelling van belasting.
Aangezien het beroepschrift te laat is ingediend en de Raad niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de wettelijke termijn zou moeten worden verlengd, is het beroep niet ontvankelijk.
Ten overvloede overweegt de Raad dat - daargelaten dat de oorspronkelijke tax-holiday werd verleend op de voet van de Landsverordening ter bevordering van industrievestiging en hotelbouw het niet op zijn weg ligt zich uit te spreken over de uitleg die de Minister van Financiën in het onderhavige geval aan artikel 1, lid 1, onderdeel e, van de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen heeft gegeven. Ook de Inspecteur heeft niet de bevoegdheid een vrijstelling van belasting te verlenen zonder een daartoe strekkende beschikking van de Gouverneur.
De Raad verklaart NV X niet ontvankelijk in haar beroep.
mrs. H. Warnink, J. Moltmaker en Th. Groeneveld