ECLI:NL:ORBBNAA:1996:BU4925

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
29 februari 1996
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1994-026
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Warnink
  • J. Moltmaker
  • A. Groeneveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid inspecteur bij naheffingsaanslag logeerbelasting en rechtswaarborgen bij boete

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de logeerbelasting die is opgelegd aan NV X voor de belastingjaren 1985 tot en met 1988. De inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd van Afl. 1.169.817, verhoogd met een boete van hetzelfde bedrag. NV X heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, waarna de inspecteur de aanslag heeft verminderd tot Afl. 967.440 aan belasting en Afl. 145.116 aan boete. NV X heeft hiertegen beroep aangetekend bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken.

Tijdens de zitting is vastgesteld dat de inspecteur bevoegd was om de naheffingsaanslag op te leggen, ook al betrof deze een belastingtijdvak dat voorafging aan de delegatiebeschikking. De Raad heeft geoordeeld dat de inspecteur twee dollarkoersen hanteert, wat niet in overeenstemming is met de geldende koers van de Arubaanse Bank. Dit leidde tot een vermindering van de naheffingsaanslag met Afl. 61.320.

De Raad heeft ook geoordeeld dat NV X niet het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat zij de logeerbelasting correct berekende. De inspecteur heeft niet aangetoond dat er sprake was van opzet of schuld bij NV X met betrekking tot het niet voldoen van de belasting. De opgelegde boete is daarom vernietigd. De Raad heeft de naheffingsaanslag verminderd tot Afl. 606.120 zonder verhoging.

Uitspraak

Beschikking van 29 februari 1996, nr. 1994-026
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Het procesverloop:
1.1. Aan NV X is een naheffingsaanslag in de Logeerbelasting opgelegd voor het belastingtijdvak 1985 tot en met 1988 tot een bedrag van Afl. 1.169.817,, verhoogd met een boete van Afl. 1.169.817.
1.2. NV X heeft tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 7 februari 1994 verminderde de inspecteur de naheffingsaanslag tot Afl. 967.440,aan enkelvoudige belasting en Afl. 145.116,aan boete.
1.3. Bij op 8 februari 1994 bij de Raad ingekomen beroepschrift en aangevuld bij brief van 1 november 1994, is NV X van deze beschikking in beroep gekomen.
1.4. De inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en NV X een verweerschrift.
1.5. Ter zitting van de Raad van 3 oktober 1995 zijn verschenen de gemachtigde en de inspecteur. Laatstgenoemde heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd, waarvan de inhoud tot de gedingstukken behoort.
1.6. Op 5 oktober 1995 is bij de Raad ingekomen een faxbericht van de inspecteur met dagtekening 4 oktober 1995. Aangezien dit stuk niet in het procedurele kader van de belastingprocedure past, rekent de Raad het niet tot de gedingstukken en zal de Raad op de inhoud daarvan geen acht slaan.
Hetzelfde geldt m.n. voor een faxbericht van gemachtigde met dagtekening 6 oktober 1995 en ook op die datum bij de Raad ingekomen.
2. De ontvankelijkheid van het beroep:
NV X kan in haar beroep worden ontvangen, nu het beroepschrift binnen de daarvoor geldende termijn is ingediend.
3. Tussen partijen vaststaande feiten:
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende weersproken staat tussen partijen, voor zover voor de beoordeling van het onderhavige geschil van belang, het volgende vast.
NV X heeft in het naheffingstijdvak logeerbelasting voldaan ad vijf procent van de kamerprijs. Als kamerprijs heeft zij daarbij gehanteerd de zogenaamde netto kamerprijs exclusief een aantal, wel aan de logeergast in rekening gebrachte, opslagen (charges), voor zover voor dit geschil nog van belang: de service en energy charge.
4. Geschil:
Tussen partijen zijn de volgende punten in geschil:
• is de inspecteur bevoegd de onderhavige naheffingsaanslag op te leggen
• heeft NV X een juist bedrag aan logeerbelasting op aangifte voldaan
• is bij NV X het in rechte te beschermen vertrouwen gewekt dat de door haar voldane logeerbelasting tot een juist bedrag was berekend
• heeft de inspecteur ten onrechte bij de berekening van de door NV X verschuldigde logeerbelasting twee dollarkoersen gehanteerd
• treft NV X schuld op het te weinig voldaan van logeerbelasting
• handelt de inspecteur in strijd met het gelijkheids- c.q. vertrouwensbeginsel door een boete aan de NV X op te leggen.
5. Standpunten van partijen:
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken, waarvan de overgelegde pleitnota deel uitmaakt. Ter zitting hebben partijen daaraan nog toegevoegd, zakelijk weergegeven:
Gemachtigde: Ik vestig er de aandacht op dat inspecteur zijn excuses heeft aangeboden voor de late afhandeling van het ingediende bezwaarschrift. Als reden gaf hij daarvoor op dat het bezwaarschrift in het ongerede was geraakt.
Inspecteur: De belastingdienst hanteert inderdaad indien men in dollars boek houdt twee koersen, een van Afl. 1,75 en een van Afl. 1,79. Dit is vergelijkbaar met de aan - en verkoopkoersen van handelsbanken. De omstandigheid dat NV X boek houdt in dollars dient niet ten laste van de overheid te komen.
6. Beoordeling van het geschil:
6.1. Bij Landsbesluit van 23 juni 1989 no. 2 werd de opneming bepaald in de afzonderlijke afdeling van het Afkondigingsblad van Aruba van de thans geldende tekst van de Landsverordening Logeerbelasting (LVL). Voormelde publikatie vond plaats in het Afkondigingsblad 1989 no. GT40. De Raad leidt uit de LVL af dat de Minister van Financiën bevoegd is ten aanzien van de heffing van de logeerbelasting. Bij beschikking van 24 november 1989 no. 26854 delegeerde de minister zijn bevoegdheid aan de inspecteur der Directe Belastingen. De inspecteur was derhalve op 28 december 1989 bevoegd de litigieuze naheffingsaanslag op te leggen. Aan die bevoegdheid doet niet af dat de naheffingsaanslag betrekking heeft op een aan de delegatiebeschikking voorafgaand belastingtijdvak.
6.2. De Raad is van oordeel, dat onder het begrip kamerhuur van artikel 5 van de Landsverordening logeerbelasting moet worden verstaan hetgeen ter zake van het gebruik van de kamer aan de logeergast in rekening wordt gebracht, derhalve met inbegrip van al die opslagen (charges) die - al of niet separaat – in de door hem te betalen kamerprijs zijn begrepen. Deze uitleg is in overeenstemming met artikel 1 van de LVL, waarin wordt bepaald, dat de belasting wordt geheven van hem die als logeergast in een in Aruba gevestigd hotel of logement verblijft. Dat om praktische redenen de belasting verschuldigd is door degene die de hotel- of logeerruimte ter beschikking stelt van logeergasten, doet aan dit uitgangspunt niet af. Nu de naheffingsaanslag met betrekking tot de enkelvoudige belasting cijfermatig niet in geschil is, is het gelijk op dit punt aan de inspecteur.
6.3. NV X heeft gesteld dat de materiële belastingschuld in casu niet in een naheffingsaanslag geformaliseerd kan worden, omdat de inspecteur dan in strijd handelt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder met het vertrouwensbeginsel. Bij NV X zou het in rechte te beschermen vertrouwen zijn gewekt dat zij de logeerbelasting, die zij op aangifte moet voldoen, op juiste wijze berekent. NV X voert daartoe aan dat een in 1985 bij jaar ingesteld algeheel boekenonderzoek geen aanleiding was tot opmerkingen ter zake. Voorts kon uit het "niet doen" van de volgens de LVL bevoegde Directie Financiën worden afgeleid dat men het standpunt innam dat de LVL correct werd toegepast, welke indruk versterkt werd in contact met de Directie. Tenslotte stelt NV X, naar het Hof verstaat, dat het gewekte vertrouwen als voormeld niet doorbroken wordt door richtlijnen die door de inspectie in juni 1989 zijn opgesteld.
6.3.1. De Raad overweegt dienaangaande als volgt.
De inspecteur heeft onweersproken gesteld dat het in 1985 gehouden boekenonderzoek belastingen betrof die worden geheven door de Nederlandse Antillen en niet de zogenaamde eilandelijke heffingen, zoals de logeerbelasting. Hiervan uitgaande kon naar het oordeel van de Raad voormeld onderzoek bij NV X niet het vertrouwen wekken dat zij te aanzien van de logeerbelasting een juiste handelwijze hanteerde. Hieraan doet niet af een eventueel gebrekkig inzicht zijdens NV X in de competentie van de overheidsdiensten. De inspecteur heeft gemotiveerd weersproken dat NV X contact heeft gehad met de Directie Financiën inzake de voldoening van logeerbelasting. NV X heeft zodanig contact niet aannemelijk gemaakt.
De enkele omstandigheid dat voormelde Directie niet gereageerd heeft op de voldoening van logeerbelasting door NV X is onvoldoende om bij haar het vertrouwen te wekken dat haar handelwijze te dezen juist was.
Uit het voorgaande volgt dat bij NV X niet het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat zij op juiste wijze de door haar verschuldigde logeerbelasting berekende en voldeed.
Nu van gewekt vertrouwen geen sprake is, behoeft de Raad niet in te gaan op hetgeen NV X heeft gesteld inzake de richtlijnen van de inspecteur, die een bij haar gewekt vertrouwen niet ongedaan zouden kunnen maken.
6.4. Tussen partijen staat vast dat de belastingdienst twee dollarkoersen hanteert. De inspecteur stelt dat de fiscus te dezen gelijk handelt als de lokale banken die aan - en verkoopkoersen hanteren. De Raad verwerpt deze handelwijze. De belastingdienst is geen bank. Ter zitting waren partijen eensluidend van oordeel dat de Arubaanse Bank een dollarkoers van florin 1,79 hanteert. Dat is dan de enige koers die de belastingdienst bij het opleggen van de aanslag dient te gebruiken. Nu tussen partijen niet in geschil is dat dit oordeel van de Raad leidt tot een vermindering van de naheffingsaanslag met Afl. 61.320,zal de Raad die aanslag dienovereenkomstig verminderen.
6.5. De inspecteur stelt terecht dat artikel 7, tweede lid, van de LVL voorschrijft dat de in een naheffingsaanslag begrepen belasting met 100% wordt verhoogd.
Deze verhoging heeft echter het karakter van een strafrechtelijke boete en is mitsdien onderworpen aan de rechtswaarborgen die artikel 6 van het EVRM biedt.
Uitvloeisel hiervan is dat de inspecteur de feiten en/of omstandigheden moet stellen, en in geval van betwisting aannemelijk moet maken, die de opzet of schuld van de betrokken belastingplichtige constitueren. In het onderhavige geval heeft NV X ontkend schuld te hebben op het niet voldoen van de verschuldigde belasting. De inspecteur heeft gesteld dat in casu geen sprake is van opzettelijk te weinig afgedragen belasting. Welke feiten en/of omstandigheden schuld van belanghebbende in voormelde zin opleveren stelt de inspecteur echter niet. De Raad oordeelt op grond hiervan dat de opgelegde boete, zoals ambtshalve door de inspecteur verminderd, niet in stand kan blijven maar geheel dient te vervallen.
6.6. In verband met het onder 6.5 overwogene behoeft de nadere stelling van NV X inzake de belopen boete geen behandeling meer.
6.7. Met inachtneming van de hiervoor gegeven oordelen dient de naheffingsaanslag te worden verminderd met Afl. 61.320,tot Afl. 906.120,, zonder verhoging.
7. Beslissing:
De Raad:
- vernietigt de beschikking waarvan beroep
- vermindert de naheffingsaanslag tot op Afl. 606.120,zonder verhoging.
mrs. Warnink, Moltmaker en Groeneveld