ECLI:NL:ORBBNAA:1995:BU5139

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
19 mei 1995
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1994/123
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Warnink
  • J. Moltmaker
  • A. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navordering inkomstenbelasting na BAB-onderzoek van een eenmanszaak

In deze zaak gaat het om een navordering van inkomstenbelasting voor het belastingjaar 1990, opgelegd aan X, die een eenmanszaak exploiteert in de vorm van een winkel in ijzerwaren en vloerbedekking. De Inspecteur der Belastingen had een aanslag opgelegd op basis van een zuiver inkomen van 3.522.640 gulden. X had bezwaar aangetekend tegen deze aanslag, maar dit werd afgewezen. X heeft vervolgens beroep ingesteld bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken, waarbij hij een rapport van de Belastingaccountantsdienst (BAB) over zijn aangiften over de jaren 1988 tot en met 1990 heeft overgelegd.

De zaak is behandeld op 21 februari 1995, waarbij zowel X als de Inspecteur aanwezig waren. De Raad heeft vastgesteld dat de Inspecteur geen vertoogschrift had ingediend en dat de correcties die door de Inspecteur waren aangebracht, ter discussie stonden. De Raad heeft de argumenten van beide partijen gehoord en heeft vastgesteld dat de correcties van de Inspecteur niet volledig onderbouwd waren. De Raad heeft de correcties op de inventaris, vervoermiddelen, debiteuren en voorraden beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de correcties niet allemaal terecht waren.

Uiteindelijk heeft de Raad de beschikking van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een bedrag aan belasting berekend naar een zuiver inkomen van 1.232.925 gulden. Dit besluit is genomen op basis van de overwegingen dat de correcties van de Inspecteur onvoldoende waren onderbouwd en dat X zijn standpunten voldoende had aangetoond.

Uitspraak

Beschikking van 19 mei 1995, nr. 1994/123
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curacao,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding
1.1. Aan X is over het jaar 1990 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd naar een zuiver inkomen van 3.522.640,=
1.2. Het door X ingediende bezwaarschrift is bij beschikking van de Inspecteur van 7 juli 1994 afgewezen, behoudens mededeling van de Inspecteur dat het zuiver inkomen zal worden verminderd met de in eerste instantie toegepast correctie pensioenverplichtingen (ten belope van 204.698).
1.3. Tegen deze beschikking heeft X bij beroepsschrift, bij de Raad ingekomen op 3 augustus 1994, mitsdien tijdig, beroep ingesteld. Het beroepsschrift is door X nader gemotiveerd bij brief, eveneens bij de Raad ingekomen op 3 augustus 1994. X heeft overgelegd een rapport van de Belastingaccountantsdienst (BAB), behelzende de uitkomsten van het onderzoek naar de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 1988 tot en met 1990 van X.
1.4. De Inspecteur heeft geen vertoogschrift ingediend.
1.5. De zaak is behandeld ter zitting van de Raad op 21 februari 1995, waar zijn verschenen X en diens gemachtigde, alsmede de Inspecteur, vergezeld van D van het BAB. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht overeenkomstig een door hen overgelegde pleitnota met bijlagen en hebben zich over de pleitnota en de bijlagen van de wederpartij uitgelaten.
2. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan.
2.1. X exploiteert in de vorm van een eenmanszaak een winkel in ijzerwaren en vloerbedekking, een handel in bouwmaterialen, alsmede agenturen.
2.2. De Inspecteur heeft bij de aanslagregeling het zuiver inkomen als volgt berekend:
Aangegeven zuiver inkomen 572.722
correctie:
a. inventaris 19.997
b. vervoermiddelen 14.041
c. voorraden 1.700.002
d. debiteuren 833.229
e. cessantia 84.172
f. pensioen 204.698
g. sociale lasten 35.423
h. privé levensverzekeringen 11.714
i. politieke partijen, clubs 22.472
j. entertainment 3.582
k. autokosten 2.942
l. incasso- en advieskosten 10.926
m. A.O.V. - uitkering 6.720
Vastgesteld zuiver inkomen 3.522.640
2.3. De Inspecteur baseert zijn correcties op het onder 1.3. vermelde BAB-rapport.
3. Geschil
Het geschil betreft de vraag of de voormelde correcties terecht zijn aangebracht.
4. Standpunten van partijen
Ten aanzien van de standpunten van partijen zij verwezen naar hetgeen hierna onder 5 met betrekking tot de afzonderlijke correcties is opgemerkt.
5. Overwegingen omtrent het geschil
5.1. De Raad verwijst in de eerste plaats voor zoveel nodig naar hetgeen is overwogen in de beschikkingen van de Raad van 31 januari 1995 (betreffende het belastingjaar 1989).
5.2. Blijkens de mededeling in de beschikking van de Inspecteur op het bezwaarschrift vervalt de correctie pensioen van 204.698,= zodat deze correctie geen onderwerp van geschil meer is.
5.3. Voor zover het correcties betreft die ook in de jaren 1988 en/of 1989 in geschil waren, heeft de Inspecteur ter zitting verklaard daarop niet meer te willen terugkomen. Gelet op de onder 5.1. bedoelde beschikkingen betekent dit, dat de correcties genoemd onder g, h, i, j, k en m vervallen.
5.4. Inventaris 19.997,=
5.4.1. Deze correctie betreft volgens de Inspecteur de aanschafkosten van inventaris en inrichting die rechtstreeks ten laste van de verlies- en winstrekening zijn gebracht zonder activering en afschrijving.
5.4.2. Blijkens zijn pleitnota acht X de correctie in beginsel juist, maar is er volgens hem te weinig afgeschreven en is geen rekening gehouden met investeringsaftrek, zodat de correctie 14.064,= moet bedragen.
5.5. Vervoermiddelen 14.041,=
5.5.1. Onder verwijzing naar de becijfering onder 2.1.3. van het BAB-rapport stelt de Inspecteur, dat rekening moet worden gehouden met een residuwaarde van 10%.
5.5.2. X heeft ter zitting verklaard met een residuwaarde van 10% akkoord te gaan, maar stelt dat de berekening van de afschrijvingen in het BAB-rapport onjuist zijn. Hij geeft daartegenover in een bij zijn pleitnota overgelegde bijlage een andere becijfering (rekening houdend met een residuwaarde van 19%), resulterend in een correctie van 4.594.
5.5.3. De becijfering van X komt de Raad niet onaannemelijk voor en is door de Inspecteur niet, althans onvoldoende bestreden. Mitsdien zal de Raad de correctie vaststellen op 4.594,=.
5.6. Debiteuren 833.229,=
Partijen zijn het ter zitting er over eens geworden, dat deze correctie dient te worden beperkt tot een bedrag van 169.194,=, t.w. het verschil tussen de debiteurenadministratie en het grootboek.
5.7. Cessantia 84.172,=
5.7.1. De Inspecteur heeft gesteld, dat het in het BAB-rapport vermelde bedrag van de cessantia-verplichtingen van 119.054,= - berekend is op basis van de veronderstelling, dat alle werknemers van X van de cessantia-regeling gebruik zouden maken. Dit laatste is echter onwaarschijnlijk en de Inspecteur acht het daarom redelijk, dat de voorziening op 50% van voormeld bedrag wordt geschat, conform het beleid ter Inspectie.
5.7.2. X heeft ter zitting verklaard dat hij de berekening van de Inspecteur en de schatting op 50% aanvaardbaar acht. De Raad zal daarom de correctie vaststellen op 84.172,=.
5.8. Incasso- en advieskosten 10.962,=
De Inspecteur heeft gesteld, dat tot dit bedrag de kosten niet aan de hand van bescheiden, of verklaringen aannemelijk konden worden gemaakt. X heeft ter zitting dit erkend. De correctie is derhalve terecht toegepast.
5.9. Voorraden 1.700.002,=
5.9.1. X administreert zijn voorraden niet op basis van kostprijs. Bij de inventarisatie ten behoeve van het opmaken van de balans wordt de kostprijs afgeleid uit de bruto-verkoopprijs.
5.9.2. De Inspecteur heeft gesteld, dat door of namens X bij het boekenonderzoek is verklaard, dat de verkoopprijs wordt berekend door de inkoopprijs te verhogen met een winstmarge van 60%. Op basis van die verklaring is in het BAB-rapport de kostprijs van de voorraad hout, bouwmaterialen en hardware/agencies berekend op 100/160 van de verkoopprijs. Voor de niet op de balans geboekte voorraad cement (21.283,=) is de winstmarge in het BAB-rapport op nihil gesteld.
5.9.3. Subsidiair heeft de Inspecteur in zijn pleitnota als standpunt verdedigd, dat voor de berekening van de kostprijs moet worden uitgegaan van de in het jaar 1990 feitelijk gerealiseerde winstmarges. Op die basis zou de correctie 1.238.420,= moeten bedragen. Hij erkent, dat als er op de gehanteerde bruto-verkoopprijzen kortingen worden gegeven, deze in mindering moeten worden gebracht, doch stelt dat het aan X is om te tonen dat en in welke mate er kortingen worden gegeven.
5.9.4. In zijn aanvullend beroepsschrift heeft X reeds gesteld, dat op de winkelprijs grote kortingen worden verleend, hetgeen ook het geval is bij de elke zaterdag georganiseerde "saturday fever", zodat een gerealiseerd bruto-winstpercentage nimmer als maatstaf kan worden gebruikt om vanuit de brutowinkelprijs de inkoopwaarde van de goederen te berekenen.
5.9.5. X ontkent, dat door of namens hem een verklaring is afgelegd met de strekking als omschreven onder 5.9.2. Hij stelt, dat hij de kostprijs van de voorraad berekent door deze te stellen op 40% van de verkoopprijs, m.a.w. een winstmarge van 150%. Hij heeft reeds bij zijn aanvullend beroepsschrift een brief overgelegd van E d.d. 17 mei 1994, waarin voor een aantal artikelen aan de hand van inkoopfacturen wordt geconstateerd, dat de door X berekende kostprijs hoger is dan de werkelijke inkoopwaarde.
5.9.6. De Raad overweegt:
a. dat X niet heeft ontkend, dat niet op de balans worden opgenomen de inkoopwaarde van een bedrag van 292.628 aan hardware/agencies en 21.283 aan cement;
b. dat blijkens punt 2.1.4. van het BAB-rapport X de kostprijzen nog telkens verminderd heeft met een voorziening van 10%, welke door X niet nader is toegelicht, hoewel ook deze voorziening in de correctie van de Inspecteur is begrepen;
c. dat X niet heeft bestreden, dat op het cement (vrijwel) geen winst wordt gemaakt;
d. dat de stelling van X, dat hij de kostprijs van zijn voorraad heeft gesteld op 40% van de bruto-verkoopprijs (m.a.w. met hantering van een bruto-winstmarge van 150%), de Raad aannemelijk voorkomt en dat de aan het BAB-rapport ontleende stelling van de Inspecteur, dat door of namens X iets anders zou zijn verklaard, op een misverstand moet berusten;
e. dat de Inspecteur de gelegenheid heeft gehad, doch heeft verzuimd, om bij vertoogschrift te reageren op de stellingen van X in het beroepsschrift met betrekking tot de verleende kortingen en op de daarbij gevoegde brief van E;
f. dat hetgeen de Inspecteur in zijn pleitnota zowel primair als subsidiair heeft gesteld onvoldoende weerlegging vormt van het standpunt van X, dat de bruto-verkoopprijs ongeschikt is om daaruit met behulp van de feitelijk gerealiseerde winstmarge de kostprijs te berekenen.
5.9.7. Op grond van deze overwegingen berekent de Raad de kostprijs van de voorraden als volgt:
soort bruto-verkoopprijs kostprijs
_______________________________________________________________
hout 693.902 waarvan 40% = 277.561
bouwmat. 1.164.217 waarvan 40% = 1.665.687
hardware 1.431.615 waarvan 40% = 572.646
cement 21.283 waarvan 95,3% = 20.282
totaal 2.536.176
aangegeven 2.158.958
correctie 377.218
5.10 Recapitulatie
Op grond van het vorenstaande dient naar het oordeel van de Raad het zuiver inkomen van X als volgt te worden vastgesteld:
Aangegeven zuiver inkomen 572.722,=
Correcties:
sub 5.4.3. 14.064,=
sub 5.5.3. 4.594,=
sub 5.6. 69.193,=
sub 5.7.2. 84.172,=
sub 5.8. 10.962,=
sub 5.9.7. 377.218,=
Zuiver inkomen 232.925,=
6. Beslissing
De Raad vernietigt de beschikking van de Inspecteur op het bezwaarschrift en vermindert de opgelegde aanslag tot een bedrag aan belasting berekend naar een zuiver inkomen van 1.232.925,=.
mrs. Warnink, Moltmaker, Ilsink