ECLI:NL:ORBBNAA:1993:BU4761

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
21 oktober 1993
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1992-043
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Warnink
  • J.K. Moltmaker
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen investeringsaftrek voor auto’s bestemd voor de verhuur

In deze zaak gaat het om de vraag of N.V. X recht heeft op investeringsaftrek voor personenauto's die bestemd zijn voor verhuur. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft op 21 oktober 1993 uitspraak gedaan in het geschil tussen N.V. X en de Inspecteur der Belastingen. N.V. X had over het belastingjaar 1990 een aanslag in de winstbelasting ontvangen, die aanvankelijk was vastgesteld op een belastbare winst van 890.600. Na bezwaar werd deze aanslag verminderd tot 586.300. N.V. X heeft beroep ingesteld tegen deze beschikking, met het verzoek om de aanslag verder te verlagen tot 326.121.

De Inspecteur heeft de gevraagde investeringsaftrek voor de personenauto's geweigerd, met als argument dat de wetgever in artikel 5A, lid 3, aanhef en letter c van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 deze aftrek heeft uitgesloten, tenzij de auto's bestemd zijn voor bedrijfsmatig personenvervoer. N.V. X betoogde echter dat de investeringsaftrek is bedoeld om de nationale economie te stimuleren en dat de door haar aangeschafte auto's wel degelijk een stimulerende invloed hebben op de economie, omdat ze direct dienstbaar zijn aan haar bedrijfsuitoefening.

De Raad heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de Inspecteur de investeringsaftrek terecht heeft geweigerd. De Raad oordeelde dat de Antilliaanse wetgever de uitleg van de Hoge Raad over de Nederlandse bepalingen heeft willen overnemen en dat er geen inhoudelijk verschil bestaat tussen de termen "beroepsvervoer over de weg" en "bedrijfsmatig personenvervoer". De Raad bevestigde de beschikking van de Inspecteur en wees het beroep van N.V. X af.

Uitspraak

Beschikking van 21 oktober 1993, nr. 1992-043
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curacao,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Procesverloop:
1.1. Aan N.V. X is over 1990 een aanslag in de winstbelasting opgelegd naar een belastbare winst van 890.600.
1.2. N.V. X heeft tegen die aanslag een bezwaarschrift ingediend. De Inspecteur heeft daarop de aanslag bij beschikking verminderd tot een naar een belastbare winst van 586.300.
1.3. Tegen die beschikking heeft N.V. X beroep ingesteld dat strekt tot vernietiging van die beschikking en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbare winst van 326.121.
1.4. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en heeft daarbij geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden beschikking.
1.5. De zaak is daarop behandeld ter zitting van de Raad van 13 mei 1993 alwaar zijn verschenen de gemachtigde en de Inspecteur. Partijen hebben hun standpunten ter zitting nader toegelicht.
2. Vaststaande feiten:
2.1. N.V. X houdt zich bezig met de verhuur van automobielen.
2.2. N.V. X heeft over 1990 aangifte gedaan voor de winstbelasting van een belastbare winst van 326.121 bestaande uit een winst van 890.646 verminderd met investeringsaftrek over 1989 en 1990 van in totaal 564.525. Na bezwaar heeft de Inspecteur het belastbare bedrag over 1990 nader vastgesteld op 586.370 bestaande uit een winst van 890.646 verminderd met een investeringsaftrek op andere zaken dan personenwagens van 304.276. Hij weigerde de gevraagde aftrek voor investeringen in personenauto's van 260.249, bestemd voor de bedrijfsmatige verhuur door NV X aan derden.
3. Geschil:
In geschil is of NV X recht heeft op investeringsaftrek voor de onder 2.3. bedoelde personenauto's.
4. Standpunten van partijen:
4.1. De Inspecteur stelt dat deze aftrek niet kan worden verleend omdat de wetgever personenautomobielen in art. 5A, lid 3, aanhef en letter c van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (hierna: LWB 1940) van die aftrek heeft uitgesloten, tenzij sprake is van personenautomobielen welke zijn bestemd voor het bedrijfsmatig personenvervoer. Daarvan is volgens de Inspecteur in dit geval geen sprake.
4.2. NV X heeft aangevoerd dat de investeringsaftrek is ingevoerd ter stimulering van de nationale economie. Sommige bedrijfsmiddelen werden van aftrek uitgesloten, maar daarop werden weer uitzonderingen gemaakt indien de aanwending daarvan een stimulerende invloed zou uitoefenen op de economie. Met de in art. 5A, lid 3, aanhef en letter c LWB 1940 opgenomen regeling heeft de wetgever volgens NV X kennelijk van investeringsaftrek willen uitsluiten, investeringen in auto's die door een onderneming worden aangeschaft om deze ter beschikking te stellen aan directie en personeel, omdat daarbij ook niet-zakelijk argumenten een rol spelen waardoor er geen direct verband bestaat tussen het doel van de onderneming en die auto's als bedrijfsmiddelen. Ten aanzien van de door NV X aangeschafte auto's is dit directe verband wel aanwezig, omdat de auto's direct dienstbaar zijn aan haar bedrijfsuitoefening. De investeringen in die auto's hebben derhalve een stimulerende invloed op de nationale economie.
5. Beoordeling van het geschil:
5.1. De in art. 11 (oud) van de Nederlandse Wet op de inkomstenbelasting 1964 geregelde investeringsaftrek, zoals die tot 24 mei 1978 heeft gegolden, bevatte een uitzondering voor "personenautomobielen welke niet bestemd zijn voor het beroepsvervoer over de weg". Deze uitzondering gold ook voor personenauto's, bestemd om in het kader van de uitoefening van een bedrijf zonder chauffeur te worden verhuurd (HR 27 maart 1968 BNB 1968/107).
5.2. Art. 5A LWB 1940 is ingevoerd bij Landsverordening van 22 november 1985, PB 1985, 149. In de Memorie van toelichting bij het ontwerp werd meegedeeld dat de daarbij voorgestelde regelingen (een regeling voor vervroegde afschrijving en investeringsaftrek) nauw gesloten bij bepalingen die in de Nederlandse fiscale wetgeving voorkwamen, waardoor de diverse fiscale begrippen inmiddels door de jurisprudentie goed waren omlijnd.
Daarom moet worden aangenomen, dat de Antilliaanse wetgever de uitleg die de Hoge Raad aan de Nederlandse bepalingen had gegeven, heeft willen overnemen. Om die reden moet tevens worden aangenomen, dat tussen het begrip "beroepsvervoer over de weg" zoals dat voorkwam in de oude Nederlandse regeling en de term "bedrijfsmatig personenvervoer", gebruikt in de Antilliaanse regeling inhoudelijk geen verschil bestaat.
5.3. Noch uit de tekst noch uit de toelichting bij de bepaling blijkt dat de Antilliaanse wetgever de uitsluiting van personenauto's in afwijking van die uitleg heeft willen beperken tot auto's welke worden aangeschaft ten behoeve van de directie of het personeel van de onderneming. De Inspecteur heeft de gevraagde investeringsaftrek derhalve terecht geweigerd.
6. Beslissing:
De Raad BEVESTIGT de beschikking van de Inspecteur.
mrs. H. Warnink, J.K. Moltmaker en J.W. Ilsink