ECLI:NL:ORBBNAA:1993:BU4759

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
5 september 1993
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1992-032
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Wanink
  • J.K. Moltmaker
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake inkomstenbelasting en omkering bewijslast

In deze zaak is belanghebbende X in beroep gegaan tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het belastingjaar 1987, die was opgelegd op basis van een geschat inkomen van 15.500 gulden, omdat hij geen aangifte had gedaan. De aanslag werd later ambtshalve verminderd tot 9.960 gulden, maar X was het niet eens met deze schatting en stelde dat zijn werkelijke inkomen slechts 3.353,75 gulden bedroeg. De Inspecteur der Belastingen had in de bezwaarprocedure een gesprek met X gevoerd en op basis van de verstrekte gegevens het inkomen geschat, wat X betwistte.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat het beroepschrift tijdig was ingediend. Vervolgens zijn de standpunten van beide partijen besproken. X kon niet aantonen dat de schatting van de Inspecteur te hoog was en de Raad oordeelde dat de omkering van de bewijslast van toepassing was, aangezien X in gebreke was gebleven met het indienen van zijn aangifte. De Raad concludeerde dat het beroep van X moest worden verworpen, omdat hij niet had bewezen dat zijn werkelijke inkomen lager was dan de door de Inspecteur vastgestelde schatting.

De uitspraak werd gedaan op 5 september 1993 door de Raad van Beroep voor Belastingzaken, waarbij de rechters H. Wanink, J.K. Moltmaker en J.W. Ilsink aanwezig waren.

Uitspraak

Beschikking van 5 september 1993, nr. 1992-032
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Het procesverloop
1.1. Aan X is voor het jaar 1987 een aanslag in de inkomstenbelasting opgelegd naar een zuiver inkomen van 15.500,=. De aanslag, gedagtekend 1 juli 1991, werd ambtshalve opgelegd, omdat X geen aangifte had gedaan.
1.2. X heeft tegen deze aanslag een bezwaarschrift ingediend. Dat bezwaarschrift is op 2 augustus 1991 ter inspectie ontvangen.
1.3. Bij beschikking d.d. 6 september 1991 - ter post bezorgd op 3 april 1992 - heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een naar een zuiver inkomen van 9.960,=.
1.4. Bij op 26 mei 1992 bij de Raad ingekomen beroepschrift is X van deze beschikking in beroep gekomen.
1.5. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en daarna is de zaak behandeld ter zitting van de Raad d.d. 11 mei 1993, alwaar X (in persoon) en de Inspecteur zijn verschenen en hun standpunten uiteen hebben gezet. De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.
2. De ontvankelijkheid van het beroep.
2.1. X kan in zijn beroep worden ontvangen, nu het beroepschrift tijdig binnen de in art. 47 lid 1 LIB genoemde termijn is ingediend.
3. Standpunten van partijen
3.1. X heeft gesteld dat de Inspecteur in zijn verminderingsbeschikking ten onrechte is uitgegaan van een zuiver inko¬men van 9.960,= in plaats van 3.353,75.
3.2. De Inspecteur heeft aangevoerd, dat hij in de bezwaar fase met X een gesprek heeft gevoerd en dat deze hem toen enkele gegevens heeft verschaft met betrekking tot zijn inkomen in genoemd jaar. Naar aanleiding daarvan heeft hij het zuiver inkomen van X geschat op genoemd bedrag, welk bedrag is onder te verdelen naar inkomsten uit werkzaamheden voor C (1.000,=), uit onderstand (5.460,=) en uit losse jobs (3.500,=). Volgens de Inspecteur gaat het hier om een redelijke schatting en is X er niet in geslaagd het tegendeel aan te tonen.
4. De beoordeling
Omdat X in gebreke is gebleven tijdig aangifte te doen, rustte op hem de last aan te tonen, dat hij in genoemd jaar minder inkomsten gehad heeft dan de Inspecteur taxatief heeft vastgesteld. Daarin is X niet geslaagd; uit hetgeen hij heeft aangevoerd valt niet af te leiden, dat de schatting van de Inspecteur te hoog is. Het beroep moet worden verworpen.
5. De beslissing
De Raad verwerpt het beroep.
mrs. H. Wanink, J.K. Moltmaker en J.W. Ilsink