Beschikking van 21 oktober 1993, nr. 1992-005
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curacao,
de Inspecteur der Belastingen
1.1. Aan N.V. A is over 1986 een navorderingsaanslag in de winstbelasting opgelegd naar een belastbare winst van 151.601. Tegen deze aanslag is door de gemachtigde namens NV A beroep ingesteld dat strekt tot vernietiging van die aanslag.
1.2. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en heeft daarbij geconcludeerd tot handhaving van de navorderingsaanslag.
1.3. N.V. A heeft afgezien van indiening van een verweerschrift.
1.4. De zaak is behandeld ter zitting van de Raad van 11 december 1992, alwaar zijn verschenen de gemachtigde en de Inspecteur. De gemachtigde heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Beide partijen hebben ter zitting een produktie overgelegd. Partijen zijn vervolgens in staat gesteld nader schriftelijk op elkaars stellingen te reageren. N.V. A deed dat bij brief met bijlagen van 18 januari 1993, de Inspecteur bij brief met bijlagen van 10 mei 1993. Partijen hebben van elkaars brieven kennis kunnen nemen.
1.5. De zaak is opnieuw behandeld ter zitting van de Raad van 14 mei 1993, alwaar zijn verschenen de gemachtigde, Y assistent-manager van NV A en de Inspecteur. De gemachtigde heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd. Y heeft het standpunt van NV A toegelicht.
2.1. N.V. A drijft een detailhandel in kleding en schoeisel.
2.2. N.V. A heeft voor 1986 een aangifte winstbelasting ingediend naar een winst van 9.908,06, te compenseren met verliezen uit 1993 en 1984 van in totaal 81.056, derhalve resulterend in een belastbare winst van nihil.
2.3. Het Belastingaccountantsbureau heeft vervolgens op verzoek van de Inspecteur de boekhouding van NV A over de jaren 1985 t/m 1987 onderzocht. In het rapport wordt geconstateerd dat de brutowinstmarge volgens de jaarstukken in de jaren 1985 t/m 1987 50% bedroeg. Voorgesteld wordt deze marge te verhogen tot minimaal 60%. Dit zou leiden tot een correctie van de bruto winst met 141.693. Ter ondersteuning van deze correctie wordt in het rapport nog naar voren gebracht dat de directeur/aandeelhouder van NV A samen met zijn echtgenote op jaarbasis 42.000 verdient, een bedrag voor levensonderhoud is opgegeven van 37.000, dat de directeur/aandeelhouder de universitaire opleiding van zijn dochter bekostigt en dat deze directeur/aandeelhouder een woonhuis bezit en daar met zijn gezin regelmatig heen gaat.
2.4. De navorderingsaanslag is gebaseerd op de in dit rapport voorgestelde omzetcorrectie.
In geschil is in de eerste plaats of sprake is van een nieuw feit dat navordering kan rechtvaardigen c.q. of sprake is van een ambtelijk verzuim. In de tweede plaats is in geschil de juistheid van het uit de jaarstukken blijkende brutowinstper¬centage.
4. Standpunten van partijen
4.1. De Inspecteur heeft gesteld dat de navorderingsaanslag gebaseerd is op hetgeen bij het onder 2.3. bedoelde onderzoek naar voren is gekomen en wel - naar de Raad begrijpt - met name op de omstandigheid dat de verkoopprijzen werden vastgesteld met een winstmarge van 80 a 100% van de inkoopprijs.
4.2. NV A heeft aangevoerd dat het tijdens de controle genoemde winstpercentage gebaseerd is op de inkoopprijs als zodanig, zonder rekening te houden met kosten van transport, invoerrechten, verzekeringen inklaringskosten etc. Deze kosten zijn in de jaarrekening als kosten opgenomen. Het uit de jaarrekening blijkende brutowinst percentage is bovendien gedrukt door een aantal factoren, zoals uitverkoop, kortingen op contante verkopen, creditcard-commissie en afschrijvingen wegens incourante voorraden en diefstal.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Tussen partijen is, naar de Raad begrijpt, niet in geschil dat de bestreden belastingaanslag een navorderingsaanslag is. Niet gebleken is dat partijen daarbij zijn uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. Ook de Raad gaat daarom daarvan uit.
5.2. De Raad is met de Inspecteur van oordeel dat hetgeen in het rapport van het Belastingaccountantsbureau is vermeld, het vermoeden kon opleveren dat over 1986 te weinig belasting was geheven. Er is dus sprake van een nieuw feit of, in termen van artikel 33, lid 1 van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940, er zijn later bekend geworden gegevens waaraan een dergelijk vermoeden kon worden ontleend.
5.3. De navorderingsaanslag is, naar de Raad begrijpt, met name gebaseerd op het feit dat bij de controle tegenover de controlerend ambtenaar is verklaard dat de verkoopprijzen werden vastgesteld met een marge van 80 a 100% terwijl uit de jaarstukken een aanzienlijk lager brutowinstpercentage blijkt. NV A heeft voor dat verschil echter een verklaring gegeven. De juistheid van de door haar daartoe genoemde omstandigheden zijn door de Inspecteur niet of niet voldoende gemotiveerd weersproken.
5.4. In het rapport van het Belastingaccountantsbureau wordt ter ondersteuning van de voorgestelde omzetcorrecties nog gewezen op het uitgavenpatroon van de directeur/aandeelhouder van NV A. Namens NV A is een vermogensopstelling overgelegd van de directeur/aandeelhouder over de jaren 1983 t/m 1988. Een en ander levert, samen bezien, geen aanwijzingen op voor eventuele onjuistheid van de door NV A voor 1986 aangegeven winst.
5.5. De Inspecteur heeft ter motivering van de navorderingsaanslag verder nog een beroep gedaan op de bij de controle geconstateerde gebreken in de administratie. Hij heeft echter nagelaten aan te geven waar hij op doelt. Het rapport van het Belastingaccountantsbureau geeft evenmin uitsluitsel, nu daarin weliswaar wordt gerept over "geconstateerde verschillen" (pag.2), doch wordt verzuimd gemotiveerd uiteen te zetten op welke verschillen de controlerend ambtenaar het oog heeft. Voor zover de Inspecteur heeft willen wijzen op de omstandigheid dat de oorspronkelijke kasadministratie bij controle niet meer aanwezig bleek, zij opgemerkt dat die omstandigheid weliswaar twijfels kan wekken aan de juistheid van de verantwoorde omzetcijfers, maar dat het vervolgens toch op de weg van de Inspecteur ligt om - bij voorbeeld door overlegging van cijfers van branchegenoten - de onaannemelijkheid daarvan aan te tonen. In dit geval is de onjuistheid van die cijfers niet aannemelijk geworden.
De Raad VERNIETIGT de navorderingsaanslag.
mrs. H. Warnink, J.K. Moltmaker en J.W. Ilsink