Beschikking van 21 oktober 1993, nr. 1991-066
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curacao,
de Inspecteur der Belastingen
1.1. Aan N.V. X is over 1984 een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd naar een af te dragen bedrag aan belasting van 51.127, verhoogd met een boete van 12.781. N.V. X heeft tegen die naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Bij beschikking, gedagtekend 30 september 1991 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag verminderd tot 12.638 aan belasting, verhoogd met een boete van 1.895.
1.2. Tegen die beschikking is door N.V. X beroep ingesteld dat op 3 december 1991 ter griffie van de Raad is ontvan¬gen. Het beroep strekt tot vernietiging van die beschikking en van de naheffingsaanslag.
1.3. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en heeft daarbij geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van N.V. X in haar beroep.
1.4. N.V. X heeft een verweerschrift ingediend. De Inspecteur heeft gerepliceerd en heeft daarbij subsidiair geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden beschikking.
1.5. De zaak is daarna behandeld ter zitting van de Raad van 12 mei 1993, alwaar zijn verschenen de directeur D van NV X en de Inspecteur. Partijen hebben hun standpunten ter zitting nader toegelicht. Inspecteur heeft ter zitting nog enkele stukken in het geding gebracht; de directeur van NV X heeft daarvan kennis kunnen nemen en heeft zich daarover uit kunnen laten.
2. Ontvankelijkheid van het beroep.
N.V. X heeft aangevoerd dat zij de beschikking op haar bezwaarschrift eerst 14 dagen na dagtekening heeft ontvangen. De Raad hecht geloof aan deze mededeling. Het beroep is derhalve, gelet op art. 16 van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 en art. 43, lid 3 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943, ontvankelijk.
3.1. N.V. X heeft in 1980 bij N.V. Y een optiepensioenverzekering afgesloten voor haar bedrijfsleider B. Verzekerd werd een kapitaal van 468.047, dat op 1 december 2003 aan de begunstigde B ter beschikking zal staan. Deze heeft volgens punt f van de offertestaat voor deze verzekering alsdan de keuze: hij kan zich het kapitaal laten uitkeren of dat kapitaal aanwenden voor het sluiten van een pensioenverzekering, tegen de dan geldende tarieven (hierna: de polis). De premie voor de polis wordt geheel of ten dele door N.V. X voldaan.
3.2. Bij brief van 26 april 1991 heeft de Inspecteur zijn goedkeuring verleend aan de aan hem voorgelegde standaard Pensioenpolis van N.V. Y welke voorziet in een kapitaaluitkering welke, voor zover zij niet ten goede komen aan de werkgever, uitsluitend kan worden gebezigd als koopsom voor een pensioen bij deze maatschappij tegen de alsdan bij haar geldende tarieven. Sedertdien geeft N.V. Y ter zake van de door haar afgesloten pensioenpolissen aan de Inspecteur een "Verklaring Pensioenpolis" af, waarbij zij verklaart dat de desbetreffende polis voldoet aan de voorwaarden, welke door de Inspecteur bij zijn vermelde brief zijn vastgesteld.
3.3. N.V. X is bereid de polis aan te passen aan de goedgekeurde standaard pensioenpolis.
3.4. De naheffingsaanslag, zoals deze bij de bestreden beschikking is verminderd, heeft betrekking op de door N.V. X in 1984 voor de polis betaalde premie, welke zij niet tot het loon van D heeft gerekend.
Tussen partijen is niet in geschil dat de polis op zichzelf beschouwd, geen recht geeft op vrijstelling van loonbelasting van de aanspraak welke D aan de premiebetaling door N.V. X ontleent. In dit verband is slechts in geschil of de Inspecteur, na goedkeuring van de onder 3.2. bedoelde standaard pensioenpolis, het recht heeft deze vrijstelling te weigeren voor polissen als de onderhavige, voor jaren welke voor die goedkeuring zijn verstreken. Het geschil betreft voorts de op grond van art. 14 van de Landsverordening 1976 bij wijze van boete toegepaste verhoging van de nageheven belasting.
5. Standpunten van partijen
5.1. N.V. X heeft gesteld dat de polis in 1980 een gebruikelijke polis was. Er waren in die tijd, aldus N.V. X, geen richtlijnen en navraag bij de inspectie in die tijd leverde geen antwoord op. Het is, aldus N.V. X, niet juist om op basis van in 1991 vastgestelde richtlijnen een aanslag op te leggen ter zake van deze in 1980 afgesloten polis. De verzekeringsmaatschappij is bovendien, aldus N.V. X bereid voor de polis alsnog een "Verklaring pensioenpolis" af te geven.
5.2. De Inspecteur heeft aangevoerd dat de polis afwijkt van de in 1991 geaccepteerde standaard pensioen polis omdat deze, anders dan de standaard polis, de mogelijkheid kent van uitkering van een kapitaal. Een dergelijke polis werd volgens de Inspecteur ook voor de goedkeuring van de standaard pensioenpolis in 1991 niet aanvaard als vrijgestelde pensioenverzekering. De omstandigheid, dat N.V. X thans bereid is de polis aan te passen aan de goedgekeurde standaard polis, neemt volgens de Inspecteur niet weg dat de polisvoorwaarden in 1984 fiscaal niet acceptabel waren.
5.3. N.V. X heeft verder bezwaar gemaakt tegen de bij wijze van boete toegepaste verhoging van de nageheven belas¬ting.
6. Beoordeling van het geschil
6.1. De Raad begrijpt het standpunt van N.V. X aldus dat zij in 1980 bij de Inspecteur navraag heeft gedaan naar de aanvaardbaarheid van de polis, maar daarop geen antwoord heeft gekregen. De Raad behoeft op dit punt nadere inlichtingen. N.V. X zal in staat worden gesteld uiteen te zetten op welke wijze zij deze navraag heeft gedaan en - zo dat schriftelijk is gebeurd - de desbetreffende brief over te leggen.
6.2. N.V. X heeft verder gesteld dat de polis, toen zij deze in 1980 afsloot, een gebruikelijke polis was. Indien N.V. X hiermee heeft willen stellen dat de polis in 1980 tot de gebruikelijke pensioenpolissen behoorde, welke in die tijd door de Inspecteur als vrijgestelde pensioenpolissen werden aanvaard, zal zij in de gelegenheid worden gesteld die stelling aannemelijk te maken. De Raad gaat er voorshands van uit dat dit bewijs schriftelijk kan worden geleverd; mochten partijen de voorkeur geven aan het doen horen van getuigen, dan zal daartoe een nieuwe datum voor de zitting worden bepaald.
6.3. Met betrekking tot de bezwaren van N.V. X ten aanzien van de bij wijze van boete toegepaste verhoging van de nageheven belasting behoeft de Raad nadere inlichtingen. N.V. X zal in de gelegenheid worden gesteld haar beroep op dit punt nader toe te lichten.
De Raad:
- stelt N.V. X in staat voor 1 februari 1994 de onder 6.1. bedoelde inlichtingen te verschaffen, de onder 6.2 bedoelde stelling aannemelijk te maken en haar bezwaren tegen de bij wijze van boete toegepaste verhoging van de nageheven belasting nader schriftelijk toe te lichten;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
mrs. H. Warnink, J.K. Moltmaker en J.W. Ilsink