ECLI:NL:ORBBNAA:1991:BU4688

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
20 juni 1991
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1991/009
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inkomstenbelasting en belastingjaar 1985: beoordeling van aanslag en bijzondere uitkering

In deze zaak gaat het om een geschil tussen X en de Inspecteur der Belastingen over een definitieve aanslag inkomstenbelasting voor het belastingjaar 1985. X ontving op 19 oktober 1989 een aanslag van Naf. 144.871, na verrekening van loonbelasting resteerde een te betalen bedrag van Naf. 23.658,96. De Inspecteur wees het bezwaarschrift van X af op 17 juli 1990, met de motivering dat het aangiftebiljet foutief was ingevuld. X stelde in zijn beroepschrift dat het recht op een eenmalige uitkering in verband met bedrijfssluiting in oktober 1985 was ontstaan, maar dat deze pas in 1986 was ontvangen. Hij vroeg om een kleine correctie voor een vergoeding als commissaris van de Bank, die hij over het hoofd had gezien.

De Raad voor de Rechtspraak heeft de stukken van X beoordeeld en vastgesteld dat de bijzondere uitkering van bruto Naf. 69.283,60 in 1986 is ontvangen, met uitzondering van een voorschot van Naf. 12.620,- dat in 1985 is ontvangen. De Raad oordeelde dat het voorschot in 1985 belast moet worden, omdat het recht op deze uitkering in dat jaar is ontstaan. De Inspecteur kon niet aannemelijk maken dat het verschil tussen de bedragen in 1985 verrekend of ter beschikking gesteld was. Ook met betrekking tot de commissarisbeloning kon de Raad geen correctie toepassen, omdat er geen bedragen waren genoemd.

De Raad vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verminderde de aanslag inkomstenbelasting tot een bedrag berekend naar een tabelinkomen van Naf. 88.207,-, met een vermindering van het belastingbedrag met in totaal Naf. 20.894,04. Deze uitspraak werd gedaan door de Raad van Beroep voor Belastingzaken, zitting houdende in Curaçao, op 20 juni 1991.

Uitspraak

Beschikking van20 juni 1991, nr. 1991/009 (kenmerk 71/1990)
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curacao,
inzake:
belanghebbende
tegen
de Inspecteur der Belastingen
1. Loop van het geding:
1.1. X ontving een definitieve aanslag inkomstenbelasting 1985, gedagtekend 19 oktober 1989, ten bedrage van Naf. 144.871.Na verrekening van een bedrag aan loonbelasting van Naf. 16.282,50 resteerde een te betalen bedrag van Naf. 23.658,96.
1.2. Op 8 december 1989 heeft X een bezwaarschrift tegen deze aanslag ingediend. Hij stelt daarin, dat ter voorbereiding van zijn vertrek uit Curaçao volledige afrekening met de fiscus heeft plaatsgevonden overeenkomstig zijn ingediende aangifte, waarvan blijkt uit een voorlopige kwitantie, gedagtekend 27 mei 1986, ten bedrage van Naf. 825,54.
Een reden waarom van zijn aangifte is afgeweken heeft hij niet vernomen. Hem zou zijn medegedeeld door de Inspectie, dat in verband met zijn vertrek zijn legger is afgelegd en onvindbaar is.
1.3. Bij beschikking van 17 juli 1990 heeft de Inspecteur het bezwaarschrift afgewezen. De motivering van deze beschikking luidt, dat het aangiftebiljet fout werd ingevuld, omdat o.a. de eenmalige uitkering i.v.m. bedrijfssluiting en de bijverdiensten van de gedane werkzaamheden voor N.V. S niet werden opgegeven.
1.4. Bij beroepschrift bij de Raad ingekomen op 7 september 1990 stelt X, dat het recht op de eenmalige inkomsten in verband met de bedrijfssluiting weliswaar is ontstaan in oktober 1985, maar deze inkomsten pas in 1986 zijn ontvangen. Wel zou een kleine correctie naar zijn mening terecht zijn, omdat hij de ontvangen vergoeding als commissaris van de Bank over het hoofd heeft gezien.
1.5. Bij brief van 25 maart 1991 heeft de Inspecteur verklaard te willen afzien van een vertoogschrift. Desgevraagd heeft X bij brief van 18 april 1991 verklaard geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling, terwijl van de Inspecteur dienaangaande geen bericht is ontvangen. De Raad zal derhalve een beschikking nemen aan de hand van de door X geproduceerde stukken.
2. Beoordeling van het geschil:
2.1. De door X geproduceerde stukken maken het aannemelijk, dat X de bijzondere uitkering van bruto Naf. 69.283,60 in 1986 heeft ontvangen, uitgezonderd een in 1985 ontvangen voorschot van Naf. 12.620,-. Nu volgens X het recht op deze bijzondere uitkering in 1985 is ontstaan, moet het voorschot van f. 12.620,- in 1985 worden belast.
2.2. Door de Inspecteur is niet aannemelijk gemaakt en ook uit de stukken blijkt niet, dat het verschil tussen deze bedragen of Naf. 56.663,60 in 1985 is verrekend, ter beschikking van X is gesteld, rentedragend is geworden, dan wel vorderbaar en tevens inbaar is geworden.
2.3. Met betrekking tot de commissarisbeloning van S heeft noch de Inspecteur noch X enig bedrag genoemd, terwijl X spreekt van een geringe correctie. Bij gebreke van enig gegeven zal de Raad te dezer zake geen correctie kunnen toepassen.
2.4. In verband met het vorenstaande dient het zuiver inkomen van X over 1985 te worden verminderd met Naf. 56.663,60, terwijl het daarover verschuldigde bedrag aan belasting dient te worden verminderd met de som van
a. de op het aanslagbiljet vermelde ingehouden loonbelasting ten bedrage van Naf. 16.282,50;
b. de over het in 1985 te belasten voorschot van Naf. 12.620,- ingehouden loonbelasting ten bedrage van 30% van Naf. 12.620,- of Naf. 3.786,-;
c. het blijkens de voorlopige kwitantie d.d. 27-5-1986 aan inkomstenbelasting 1985 door X voldane bedrag van Naf. 825,54.
3. Beslissing:
DE RAAD, BESCHIKKENDE,
Vernietigt de uitspraak van de Inspecteur en vermindert de aan X opgelegde aanslag inkomstenbelasting 1985 tot een bedrag, berekend naar een tabelinkomen van Naf. 88.207,-, welk belastingbedrag dient te worden verminderd met een bedrag van in totaal Naf. 20.894,04.
Mrs. E.J. Numann, voorzitter, J.K. Moltmaker en J.W. van den Berge