Beschikking van 23 november 1990, nr. 1990/023 (kenmerk 30/1989)
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Aruba,
de Inspecteur der Belastingen
1.1. Bij beschikking van 20 juni 1989, in afschrift verzonden op 27 juli 1989, heeft de Inspecteur de aan X opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1988 verminderd tot een bedrag van f 1.949,13 aan belasting.
1.2. Tegen deze beschikking heeft gemachtigde van X namens hem beroep ingesteld bij de Raad. Het beroepschrift is op 2 oktober 1989, mitsdien tijdig, bij de Raad ingekomen. Daarbij werd geconcludeerd tot vermindering van de aanslag tot f 301,60 aan belasting.
1.3. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en daarbij, onder overlegging van een aantal produkties, geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden beschikking.
1.4. De gemachtigde heeft daarop een verweerschrift ingediend, en daarbij nader geconcludeerd tot vermindering van de aanslag tot een bedrag van f 504,40 aan belasting.
1.5. De Inspecteur heeft daarna gerepliceerd.
1.6. Bij de mondelinge behandeling op 30 mei 1990 is namens X verschenen T en de Inspecteur. Partijen hebben hun standpunt nader toegelicht en een pleitnota overgelegd.
2.1. X is van 30 oktober 1986 tot en met april 1988 in dienstbetrekking werkzaam geweest bij een hotel op Aruba. Op 31 mei 1988 is X vertrokken naar Nederland.
2.2. In 1987 heeft gemachtigde van X met de Inspecteur een regeling getroffen voor bij de cliënten van deze kantoren in tijdelijke dienst werkzame buitenlandse employées. De regeling houdt in dat deze employées voor de duur van hun verblijf op Aruba - doch ten hoogste gedurende 60 kalendermaanden - zullen worden aangemerkt als buitenlands belastingplichtige in de zin van artikel 17 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (hierna: L.I.B.) en dat bij de bepaling van hun zuiver loon als bedoeld in artikel 13 L.I.B. 35 procent van dat loon beschouwd zal worden als aftrekbare kosten. Voor iedere (employé voor wie een beroep op deze regeling zou worden gedaan zou nog een individueel verzoek tot de Inspecteur worden gericht, ter bevestiging van de toepassing van deze algemene regeling.
2.3. De onder 2.2. bedoelde regeling is neergelegd in een brief van gemachtigde van X aan de Inspecteur van 27 oktober 1987. Deze brief is door de Inspecteur op 11 november 1997 ondertekend, met de opmerking: " Akkoord, met dien verstande, dat deze regeling tot nader order geldt ".
2.4. Bij brief aan de Inspecteur van 23 november 1987 heeft de gemachtigde van X de Inspecteur verzocht de onder 2.2. bedoelde algemene regeling vanaf 30 oktober 1987 toe te passen op X. De Inspecteur heeft deze brief op 2 december 1987 voor akkoord ondertekend en daarna geretourneerd.
2.5. Een brief van de Inspecteur aan gemachtigde van 14 januari 1989 houdt onder meer het volgende in:
"Sinds enige tijd pleeg ik goed te keuren dat aan buitenlandse bedrijfsemployees een bijzondere kostenaftrek wordt verleend (de z.g. 35 % regeling) Het is mij gebleken, dat op een aantal punten de regeling haar doel voorbij schiet () . De regeling behoeft dan ook enige aanscherping en wel met de volgende punten.
1. Met ingang van 1-1-1989 zal art. 12 van de Landsverordening inkomstenbelasting 1943 van toepassing zijn op de betreffende fictieve buitenlandse belastingplichtigen.()
Deze regeling geldt eveneens tot nader order.".
2.6. In zijn aangifte inkomstenbelasting 1989 bracht X op zijn loon 35 % daarvan ofwel
f 6.745,32 als kosten in mindering. Voorts verzocht X daarbij aftrek wegens persoonlijke lasten voor:
- rente van schulden ad f 1.669,65 en
- een werknemersbijdrage in de premie AOV/AWW ad f 15(39,01.
Aangegeven werd een zuiver inkomen van f 9.269,37.
2.7. Bij de aanslagregeling werd de kostenaftrek met f 4.496,92 verminderd tot f 2.249,40 en werden de opgevoerde persoonlijke lasten verminderd tot f 394,22 aan rente en f 654,28 werknemersbijdrage premie AOV/AWW. Het zuiver inkomen kwam hierdoor op f 15.975,45. Hierop werd een kinderaftrek toegepast van f. 250,-. Het saldo ad f 15.725,- werd op de voet van artikel 12 L.I.B. herleid tot een voljaarsinkomen van f 37.740,-. De verschuldigde belasting werd gesteld op f 2.535,54.
2.8. Bij de beschikking op het bezwaarschrift werd enerzijds de korrekties op de kostenaftrek ad f 4.496,92 ongedaan gemaakt en werd anderzijds de aftrek voor persoonlijke lasten geheel geschrapt. Dit leidde tot een zuiver inkomen - na kinderaftrek - van f. 12.276,-. Dit bedrag werd kennelijk op de voet van art. 12 L.I.B. herleid tot een voljaarsinkomen van f 29.462,40. De verschuldigde belasting werd nader vastgesteld op f 1.949,13.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
In geschil is of, zoals door de Inspecteur wordt gesteld en door X wordt betwist:
a. de Inspecteur gerechtigd was de bij het opleggen van de aanslag toegepaste aftrek voor persoonlijke lasten bij de beschikking op het bezwaarschrift ongedaan te maken en
b. het over de periode januari tot en met mei 1998 genoten zuiver inkomen moet worden herleid tot een voljaarsinkomen. X voert daarbij aan dat de in 1987 getroffen regeling daarin niet voorziet en dat de Inspecteur gehouden is die regeling uit te voeren.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat X ingevolge de onder 2.2. bedoelde en ook voor hem geldende regeling voor het jaar 1989 moet worden aangemerkt als een niet op Aruba woonachtige belastingplichtige.
Evenmin is, naar de Raad begrijpt, tussen partijen nog in geschil dat X daarom geen aanspraak kan maken op aftrek als persoonlijke lasten wegens betaalde rente van schulden of ingehouden werknemersbijdrage in de premie AOV/AWW.
4.2. Bij de beschikking op het tegen een aanslag ingediende bezwaarschrift kan de inspecteur de elementen van de aanslag wijzigen, mits dit niet leidt tot een wijziging van het netto bedrag van de aanslag in het nadeel van de belastingplichtige. Dit laatste doet zich hier niet voor. Een dergelijke wijziging is evenmin toegelaten indien de inspecteur, aldus handelend, in strijd zou komen met de door hem in acht te nemen algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dat is echter niet gesteld en het volgt evenmin uit de vaststaande feiten. In zoverre faalt het beroep derhalve.
4.3. Ten aanzien van het tweede geschilpunt stelt de Raad voorop dat de tegenover de belastingplichtigen in acht te nemen zorgvuldigheid in de regel met zich brengt dat door de Inspecteur met belastingplichtigen getroffen regelingen als bedoeld onder 2.2, ook al is daarbij het voorbehoud gemaakt als vermeld onder 2.3., in beginsel slechts worden opgezegd of ten nadele van de belastingplichtigen worden gewijzigd met ingang van een in de toekomst gelegen tijdstip en wel, gelet op de belangen van de belastingplichtigen, als regel niet eerder dan met ingang van een volgend kalenderjaar. Dit geldt met name in een geval als het onderhavige, waarin de Inspecteur nog op 2 december 1987 met toepassing van de regeling ten aanzien van X heeft ingestemd en zwaarwegende belangen aan de zijde van de belastingdienst, welke tot een eerdere aanpassing noopten, zijn gesteld noch gebleken. X maakt daarom terecht aanspraak op uitvoering van de oorspronkelijke regeling. De herleiding van het zuivere inkomen tot voljaarsinkomen op de voet van artikel 12 L.I.B. dient derhalve achterwege te blijven.
De Raad vernietigt de beschikking van de Inspecteur en vermindert de aanslag tot een naar een zuiver inkomen van f. 12.526,- en een kinderaftrek van fl. 250,-.
mrs. T.J.M. Kolfschoten, J.K. Moltmaker en J.W. van den Berge