Beschikking van 23 november 1990, nr. 1990/020
DE RAAD VAN BEROEP VOOR BELASTINGZAKEN
zitting houdende in Curaçao,
de Inspecteur der Belastingen
1.1. De Inspecteur heeft NV X over het jaar 1983 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd van f 92.597,- aan enkelvoudige belasting, verhoogd met een boete van f 13.998,-, in totaal f 106.475,-. NV X heeft tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 5 juni 1989 heeft de Inspecteur op dat bezwaar uitspraak gedaan. De naheffingsaanslag is daarna, naar de Raad begrijpt, door de Inspecteur verminderd tot f. 79.316,- aan enkelvoudige belasting verhoogd met een boete van f 11.897,-, in totaal f 91.213,-.
1.2. Tegen deze beschikking hebben als gemachtigde c.q. als gemachtigde bij substitutie namens NV X beroep ingesteld bij de Raad. Het beroepschrift met bijlagen is op 21 juli 1989 en mitsdien tijdig, bij de Raad ingekomen. In het beroepschrift wordt geconcludeerd tot vermindering van de naheffingsaanslag, inclusief verhoging, tot f 58.770,-.
1.3. De Inspecteur heeft een vertoogschrift, met bijlagen ingediend en concludeert daarbij, naar de Raad begrijpt, tot handhaving van de aanslag, zoals die na bezwaar is verminderd.
1.4. NV X heeft daarna een verweerschrift doen indienen. De Inspecteur heeft daarop gereageerd met een repliekschrift.
1.5. Bij de mondelinge behandeling van de zaak op 30 mei 1990 zijn verschenen de voornoemde gemachtigden alsmede de Inspecteur. Partijen hebben hun standpunt ter zitting nader toegelicht. De gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd.
2.1. NV X heeft in 1983 aan een 35-tal werknemers, welke voor haar bedrijf op onregelmatige tijden telefonisch bereikbaar moeten zijn, een telefoonkostenvergoeding verstrekt. De vergoeding bestond uit f 18,- abonnementsgeld en f 8.- gesprekskosten per maand. In totaal heeft NV X aldus in 1993 een telefoonkostenvergoeding verstrekt van f 11.030,-.
2.2. NV X heeft zich bij C.A.O. verplicht aan werknemers die overwerk moeten verrichten een maaltijd te verstrekken. De maaltijd kan worden gebruikt in een beperkt aantal door NV X aangewezen restaurants. De kosten mogen maximaal f 10,- bedragen voor een warme maaltijd.
De werknemer betaalt door middel van een bon, welke hem door NV X ter beschikking wordt gesteld. In 1983 heeft NV X aldus aan haar werknemers maaltijden ter beschikking gesteld voor een bedrag van f 211.966,-. Bij de berekening van de naheffingsaanslag is dat bedrag voor 50 % als loon aangemerkt.
In geschil is of en zo ja in hoeverre de door NV X aan haar werknemers verstrekte telefoonkostenvergoedingen moeten worden beschouwd als loon in de zin van artikel 6, lid 1 van de Landsverordening op de loonbelasting 1976 en tot welk bedrag de verstrekte maaltijden c.q. maaltijdbonnen als loon in die zin moeten worden aangemerkt.
4. Standpunten van partijen
4.1.1. De vergoeding voor telefoonkosten behoorde volgens NV X niet tot het loon omdat de telefoonkosten voor de betrokken werknemers uitgaven vormden die noodzakelijkerwijs waren verbonden aan de vervulling van de dienstbetrekking.
4.1.2. De maaltijdbonnen vormden volgens NV X een onbelaste kostenvergoeding, met uitzondering van het deel dat kan worden beschouwd als "privé-besparing.", zijnde de kosten van de bespaarde voeding thuis. Uitgaande van overgelegde gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Fundashon pa konsumidó berekent NV X deze privé-besparing op f. 1,50 per maaltijd of maaltijdbon. Indien de maaltijden of maaltijdbonnen moeten worden beschouwd als loon in natura kan de te belasten geldswaarde niet hoger worden gesteld dan f. 1,50 per maaltijd of maaltijdbon.
4.2. Standpunt Inspecteur
4.2.1. De Inspecteur voert aan dat de Landsverordening op de loonbelasting 1976 geen vrijstellingen kent voor kostenvergoedingen, zodat de telefoonkostenvergoeding belastbaar loon vormde.
Subsidiair stelt de Inspecteur dat telefoonkosten uitgaven zijn welke behoorden tot het normale bestedingspatroon van de werknemers, zodat de vergoedingen niet hebben gestrekt tot bestrijding van noodzakelijke kosten die deze werknemers in verband met hun dienstbetrekking dienden te maken. Meer subsidiair stelt de Inspecteur dat NV X dient te bewijzen dan de vergoeding "niet bovenmatig" was.
4.2.2. De maaltijdbonnen behoorden volgens de Inspecteur in beginsel voor het gehele bedrag tot het loon. Bij het opleggen van de naheffingsaanslag zijn de bonnen echter slechts voor de daarin begrepen privé-besparing ad 50 % tot het loon gerekend. Op dit standpunt wordt, gelet op het aldus opgewekte vertrouwen, niet teruggekomen.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Artikel 6 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 rekent tot de te belasten opbrengst van arbeid voor zover in dit geval van belang en kort gezegd alle voordelen die uit een dienstbetrekking worden verkregen. De loonbelasting is blijkens artikel 1 lid 2 van de Landsverordening op de loonbelasting 1976 een voorheffing op de inkomstenbelasting. Onder de loonbelasting vallen daarom, zoals ook uit de memorie van toelichting bij het ontwerp voor deze landsverordening, bladzijde 8, blijkt, slechts de uit een dienstbetrekking verkregen voordelen.
5.2. Voor zover een vergoeding geacht kan worden te strekken tot bestrijding van de door de werknemer te maken kosten tot verwerving van de opbrengst van de in dienstbetrekking verrichte arbeid als bedoeld in artikel 9, lid 1 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943, levert deze de werknemer geen voordeel op en behoort deze dus niet tot het loon.
5.3. Aangezien artikel 6 lid 1 van de Landsverordening op de loonbelasting 1976 er van uitgaat dat al hetgeen uit een dienstbetrekking wordt verkregen, in beginsel loon vormt, is het aan de inhoudingsplichtige om te bewijzen dat een aan de werknemer verstrekte vergoeding voor kosten, gelet op hetgeen onder 5.2. is overwogen, geen bevoordeling inhoudt en derhalve geen loon vormt.
5.4. Uit de stukken blijkt niet op welke wijze NV X de onder 2.1. bedoelde vergoeding voor telefoonkosten heeft berekend. NV X zal daarom in staat worden gesteld hierover nadere inlichtingen te verschaffen.
De door de Inspecteur aangevoerde omstandigheid dat telefoonkosten uitgaven zijn die tot het normale bestedingspatroon van de werknemers behoorden, vormt op zich geen reden deze kosten, voor zover zij worden veroorzaakt door de dienstbetrekking, niet als daardoor opgeroepen kosten tot verwerving van de inkomsten uit dienstbetrekking te beschouwen (HR 26 augustus 1981, BNB 1981/292).
5.5. Uit hetgeen onder 2.2. is vastgesteld volgt dat aan haar werknemers maaltijden heeft verstrekt. Deze maaltijden vormen loon in natura en moeten daarom, gelet op het bepaalde in artikel 6, lid 1 van de Landsverordening op de loonbelasting 1976, worden belast naar hun geldswaarde. Als geldswaarde van een maaltijd kan slechts worden beschouwd de daardoor voor de werknemer optredende besparing op voedingskosten. NV X heeft deze besparing berekend op f I.,50 per maaltijd. De Inspecteur heeft deze berekening niet gemotiveerd bestreden zodat de Raad van deze geldswaarde zal uitgaan. De maaltijden behoorden derhalve voor een bedrag van f 31.795,- tot het loon. Tussen partijen is, naar de Raad begrijpt, niet in geschil dat dit dient te leiden tot een vermindering van de naheffingsaanslag met in totaal f 24.932,-.
Stelt NV X in de gelegenheid voor 1 maart 1991 aan de Raad schriftelijk inlichtingen te verschaffen omtrent de berekening van de door haar verstrekte telefoonkostenvergoeding;
HOUDT iedere verdere beslissing AAN.
Mrs. T.J.M. Kolfschoten, J.K. Moltmaker en J.W. van den Berge