ECLI:NL:ORBBNAA:1990:BT1814
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.K. Moltmaker
- J.W. van den Berge
- A. Kolfschoten
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en bewijslastverdeling
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1982, opgelegd aan X, die directeur is van verschillende vennootschappen. De Inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd, omdat hij vermoedde dat het door X aangegeven inkomen te laag was. X had in 1982 een aangifte gedaan van een zuiver inkomen van f 99.993, maar de Inspecteur stelde dat het werkelijke inkomen f 170.000, zou moeten zijn. X ging in beroep tegen deze aanslag en voerde aan dat zijn netto-besteedbare inkomen f 29.548, bedroeg, wat nagenoeg gelijk was aan het bedrag dat de Inspecteur had berekend.
De mondelinge behandeling vond plaats op 29 mei 1990 in Curaçao, waar beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De Raad van Beroep voor Belastingzaken oordeelde dat de Inspecteur niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen. De Raad stelde dat de bewijslast bij de Inspecteur lag en dat deze niet was geslaagd in het aannemelijk maken van de door hem gestelde inkomsten. De Raad volgde de conclusie van X en verminderde de navorderingsaanslag tot een berekening van f 96.503,.
De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke verdeling van de bewijslast in belastingzaken, waarbij de Inspecteur moet aantonen dat de inkomsten die aan de navorderingsaanslag ten grondslag liggen, daadwerkelijk bestaan. De Raad concludeerde dat de Inspecteur niet in staat was om zijn vermoedens te onderbouwen met tastbaar bewijs, waardoor het beroep van X gegrond werd verklaard.