ECLI:NL:ORBBNAA:1989:BQ8648
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.P.M. Houtman
- W.B. de Jong
- T.J.M. Kolfschoten
- Rechtspraak.nl
Beroep inzake kinderaftrek en onderhoudskosten in het belastingrecht
In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 26 april 1989 uitspraak gedaan over een beroep inzake de kinderaftrek en de onderhoudskosten van een dochter. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de definitieve aanslag Inkomstenbelasting 1986, waarbij zijn zuiver inkomen was vastgesteld op f. 63.906,-. De Inspecteur had de aanslag gehandhaafd, maar de appellant stelde dat de als buitengewone lasten opgegeven uitgaven voor het levensonderhoud van zijn dochter ten onrechte niet in aanmerking waren genomen. De Raad oordeelde dat het beroep tijdig was ingesteld, ondanks dat het aanvankelijk op een onjuist adres was ingediend, omdat het adres van het beroepsorgaan niet in de voor beroep vatbare beslissing was vermeld.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant tenminste 90% van de onderhoudskosten voor zijn dochter voor zijn rekening neemt, maar dat de dochter ook een eigen inkomen heeft. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant niet kan worden aangemerkt als degene die nagenoeg geheel voor het levensonderhoud van zijn dochter zorgt. De Raad heeft de argumenten van de Inspecteur verworpen, die stelde dat de appellant geen recht had op kinderaftrek omdat de dochter meer dan 90% van de kosten had bijgedragen. De Raad oordeelde dat de appellant op basis van de wet geen aanspraak kan maken op kinderaftrek, maar dat hij de uitgaven voor het levensonderhoud van zijn dochter als buitengewone lasten kan aftrekken.
Uiteindelijk heeft de Raad de bestreden aanslag en beschikking vernietigd en de aanslag verminderd tot een naar een zuiver inkomen van f. 57.257,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om bij de beoordeling van kinderaftrek en onderhoudskosten rekening te houden met zowel de bijdragen van de ouder als de eigen inkomsten van het kind.