ECLI:NL:ORBBNAA:1989:BQ8624

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
12 januari 1989
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1989-003 (kenmerk 29/1988)
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.P.M. Houtman
  • T.J.M. Kolfschoten
  • C.A.M. Heeregrave
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van naheffingsaanslag invoerrechten na overdracht van vrijgestelde goederen

In deze zaak gaat het om een appellante, een op Aruba gevestigde naamloze vennootschap, die vrijstelling van invoerrechten heeft verkregen voor zeven VOLVO autobussen ten behoeve van haar transportbedrijf. Deze vrijstelling was verleend op basis van de Landsverordening bevordering industrievestiging en hotelbouw. In april 1988 zijn de aandelen van appellante verkocht aan X N.V., die het transportbedrijf met dezelfde bussen voortzette. De Inspecteur legde echter een naheffingsaanslag op aan appellante, omdat hij van mening was dat de vrijstelling was vervallen door de overdracht van de bussen aan X N.V. en dat er een andere bestemming aan de bussen was gegeven dan waarvoor de vrijstelling was verleend.

De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de vrijstelling niet vervalt door de overdracht, aangezien de bussen nog steeds voor dezelfde bestemming worden gebruikt, namelijk het vervoer van toeristen. De Raad oordeelde dat de Inspecteur niet kon terugkomen op de verleende vrijstelling, omdat deze eenmaal was verleend en de voorwaarden van de Landsverordening niet waren geschonden. De Raad vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en bevestigde dat de vrijstelling van invoerrechten van kracht blijft, ondanks de overdracht van de bussen aan X N.V.

De uitspraak benadrukt het belang van de voorwaarden waaronder vrijstellingen worden verleend en de bescherming van ondernemers die op basis van deze vrijstellingen hun bedrijfsvoering hebben ingericht. De Raad heeft de beslissing van de Inspecteur vernietigd, waardoor de appellante niet langer aansprakelijk is voor de naheffingsaanslag.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP
1989-003 (kenmerk 29/1988)
GEZIEN het op 5 augustus 1988 bij de Raad ingediende schriftuur, waarbij appellante in beroep komt tegen de beslissing d.d. 18 juli 1988 van de Inspecteur op het bezwaarschrift van appellante tact betrekking tot de naheffingsaanslag invoerrechten d.d. 30 mei 1988;
GEZIEN het vertoogschrift van de Inspecteur, bij de Raad ingekomen op 8 september 1988;
GELET op de mondelinge behandeling van de zaak op 25 november 1988;
Overwegende:
1. In deze zaak kan van de volgende feiten worden uitgegaan. Appellante is een op Aruba gevestigde naam1oze vennootschap die ten doel heeft het verlenen en het doen verlenen van vervoersgelegenheid aan- en het organiseren van rondritten en excursies voor toeristen en voorts het arrangeren van al hetgeen het verblijf van toeristen op Aruba kan veraangenamen, met al hetgeen in het algemeen daartoe behoort of daarmede verband houdt.
Bij Landsbesluit d.d. 6 januari 1987 is appellante voor wat betreft de exploitatie van een transportbedrijf, aangemerkt als een bedrijf in de zin van de Landsverordening bevordering industrievestiging en hotelbouw, en is haar vrijstelling van invoerrechten vereend op goederen ten behoeve van de eerste inrichting van het transportbedrijf.
2. Op 1 januari 1987 heeft appellante ten behoeve van haar transportbedrijf zeven VOLVO autobussen met vrijstelling van invoerrechten ingevoerd. Deze bussen zijn nadien gebruikt voor het vervoer van toeristen.
In april 1988 zijn de aandelen van appellante verkocht aan X N.V., welke vennootschap het transportbedrijf met dezelfde bussen op dezelfde voet heeft voortgezet. Op 27 juni 1988 heeft
X NV de Gouverneur van Aruba verzocht het Landsbesluit d.d. 6 januari 1987 te wijzigen, in die zin dat X NV voor de toepassing van de Landsverordening in de plaats treedt van appellante.
Bij beschikking d.d. 30 mei 1988 heeft de Inspecteur besloten ten laste van appellante een naheffingsaanslag op te leggen van Afl. 109.594,23, zulks onder overweging dat appellante feitelijk afstand heeft gedaan van de aan haar verleende vrijstelling van invoerrechten op de bussen.
In de uitspraak d.d. 18 juli 1988 op het bezwaarschrift van appellante heeft de Inspecteur zijn beslissing nader gemotiveerd door te stellen dat het feit dat appellante de zeven bussen waarvoor zij vrijstelling van invoerrechten heeft genoten, heeft overgedragen aan X NV, met zich meebrengt dat aan deze bussen een andere bestemming is gegeven dan waarvoor de vrijstelling is verleend, hetgeen naar het oordeel van de Inspecteur in strijd is met artikel 14 lid 1 letter b van de Landsverordening bevordering industrievestiging en hotelbouw.
2. Artikel 14 van de Landsverordening bevordering industrievestiging en hotelbouw luidt, voor zover hier van belang, als volgt: “Het is verboden aan goederen een andere bestemming te geven of te doen geven dan met het oog waarop de vrijstelling is verleend.”
3. Naar het oordeel van de Raad kan in casu niet worden gezegd dat aan de bussen een andere bestemming is gegeven. Vaststaat immers dat de bussen doorlopend, ook bij de bedrijfsvoering van appellante door X NV, zijn gebruikt voor het vervoer van toeristen.
4. Bij de beoordeling van deze zaak is voorts van belang het bepaalde in artikel 7 van meergenoemde Landsverordening, luidend als volgt:
“1. Indien een ondernemer, ten aanzien waarvan is verklaard dat zij als een bedrijf in de zin van deze Landsverordening moet worden aangemerkt, door een andere hier te lande opgerichte naamloze vennootschap dan die welke in het betreffende landsbesluit wordt genoemd, wordt overgenomen en voortgezet, wordt het landsbesluit op verzoek van de meest gerede partij dienovereenkomstig gewijzigd.
2. Voor de toepassing van deze Landsverordening treedt de latere rechthebbende in de plaats van de vorige rechthebbende.”
Naar het oordeel van de Raad kan het, gelet op het imperatieve karakter van deze bepaling, niet anders zijn dan dat positief moet worden beslist op het verzoek, ingediend op grond van het eerste lid van deze bepaling door X NV.
5. Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak heeft de Inspecteur betoogd van oordeel te zijn dat de aan appellante verleende vrijstelling eigenlijk niet gegeven had mogen worden, als zijnde niet passend binnen de bepalingen van de Landsverordening bevordering industrievestiging en hotelbouw.
Wat hier ook van zij, dit standpunt kan de Inspecteur niet baten, nu de vrijstelling eenmaal is verleend en deze niet door de Raad kan worden teruggedraaid.
6. Gelet op het vorenoverwogene zal de beschikking waarvan beroep vernietigd moeten worden, waarbij de overige grieven tegen die beschikking onbesproken kunnen blijven.
Beschikkende:
Vernietigt de uitspraak van de Inspecteur d.d. 18 juli 1988.
mrs. A.P.M. Houtman, T.J.M. Kolfschoten en C.A.M. Heeregrave