ECLI:NL:ORBBNAA:1987:BQ8610
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.P.M. Houtman
- W.B. de Jong
- T.J.M. Kolfschoten
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing over huuropbrengst van roerende goederen in het kader van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943
In deze zaak gaat het om de belastingheffing over de huuropbrengst van roerende goederen in het kader van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943. De belanghebbende, die zich op 23 november 1980 op Curaçao heeft gevestigd, is werkzaam als office-manager bij een notariskantoor en is eigenaar van een woonhuis in Schagen, Nederland. Dit woonhuis is in 1983 gedurende 10 maanden verhuurd voor een bedrag van Hfl. 1.000,- per maand. Bij zijn aangifte voor het jaar 1983 heeft de belanghebbende een opbrengst van Hfl. 5.000,- uit onroerend goed aangegeven. De Inspecteur heeft echter een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij een bedrag van NAf. 3.132,- is bijgeteld ter zake van de opbrengst van onroerend goed.
Het geschil tussen de Inspecteur en de belanghebbende betreft de vraag of de Inspecteur terecht belasting heeft geheven over het gedeelte van de huuropbrengst dat door de belanghebbende als opbrengst uit verhuur van roerende goederen wordt beschouwd. De belanghebbende stelt dat de Inspecteur geen belasting mag heffen over de opbrengst van roerende goederen, die op een totale huursom van Hfl. 1.000,- op Hfl. 500,- per maand moet worden gesteld. De Inspecteur is van mening dat er in dit geval geen sprake is van verhuur van roerende goederen, omdat de huurovereenkomst enkel melding maakt van een 'gestoffeerd' herenhuis zonder specifieke verwijzing naar roerende goederen.
De Raad van Beroep voor Belastingzaken komt tot de conclusie dat de Inspecteur terecht heeft geoordeeld dat de opbrengst van roerende goederen niet belastbaar is, omdat er geen bewijs is dat deze goederen daadwerkelijk zijn verhuurd. De Raad vernietigt de navorderingsaanslag en vermindert de aanslag tot een naar een zuiver inkomen van Hfl. 93.395,-. Deze uitspraak is een terugkeer naar een eerdere beslissing van 12 december 1985, waarin ook al werd geoordeeld dat de opbrengst van roerende goederen niet belastbaar is.