ECLI:NL:ORBBNAA:1987:BQ8606

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
18 november 1987
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1987-017 (24-1987)
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.P.M. Houtman
  • W.B. de Jong
  • T.J.M. Kolfschoten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beschikking van de Inspecteur inzake invoerrechten en accijnzen voor voertuigen in Curaçao

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een beschikking van de Inspecteur inzake invoerrechten en accijnzen voor voertuigen in Curaçao. De belanghebbenden, S en N, hebben een bezwaarschrift ingediend tegen de beslissing van de Inspecteur die hen geen vrijstelling van invoerrechten verleende voor twee Volvo-automobielen. De Inspecteur stelde dat de voertuigen niet voldeden aan de voorwaarden voor vrijstelling, omdat ze niet uitsluitend in de uitoefening van het bedrijf van N werden gebruikt. De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft vastgesteld dat de belanghebbenden niet ontvankelijk zijn, omdat zij geen recht hebben op de vrijstelling die in de beschikking van 5 mei 1986 was verleend voor andere voertuigen. De Raad oordeelde dat de Inspecteur terecht had gesteld dat de auto’s ook voor privégebruik werden ingezet, wat in strijd is met de voorwaarden voor vrijstelling. De Raad heeft de beschikking van de Inspecteur bekrachtigd, waarbij werd benadrukt dat de belanghebbenden niet konden aantonen dat zij recht hadden op de gevraagde vrijstelling van invoerrechten. De uitspraak is gedaan op 18 november 1987.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP
18 november 1987
1987-017 (24-1987)
Gezien het namens N en S door gemachtigde ingediende beroepschrift met bijlagen, welk beroepschrift is ingekomen bij de Raad op 3 juni 1987 en hiertoe strekt, dat de Raad zal vernietigen de beschikking van de Inspecteur nr 565/Az dd 15 mei 1987;
Gezien het op 21 juli 1987 door de Inspecteur bij de Raad ingediende vertoogschrift, strekkende primair tot niet-ontvankelijkverklaring van N en S, subsidiair tot handhaving van de beschikking a quo;
Gezien het verweerschrift van N en S, bij de Raad ingediend op 7 september 1987, strekkende tot persistit;
Gezien de overige stukken;
Gehoord ter behandeling in raadkamer van de Raad op 27 oktober 1987 de gemachtigde van N en S en de Inspecteur, waarbij door de gemachtigde voornoemde notities zijn overgelegd;
Overwegende:
1. De Inspecteur roept primair de niet-ontvankelijkheid in van zowel S als N.
De eerste omdat zij geen belang heeft bij de zaak, de laatste omdat zij geen voor beroep vatbare beslissing heeft gekregen.
Dit verweer van de Inspecteur dient te worden verworpen.
Artikel 128b lid .. van de Algemene Verordening In-, Uit- en Doorvoer 1908 geeft de ‘aangever’ het recht om bij de Inspecteur een bezwaarschrift in te dienen. Als aangever dienst S te worden beschouwd, die het bezwaarschrift dan ook heeft ingediend.
Lid 2 van het … artikel schrijft voor dat de Inspecteur zijn beslissing … ter kennis brengt van belanghebbenden. Als zodanig dienen in redelijkheid te worden beschouwd de aangever (in dit geval …).
Inspecteur zulks heeft ingezien blijkt uit het feit, dat hij een afschrift van zijn beslissing niet alleen aan S, doch ook aan N heeft verzonden.
Lid 3 van het meergenoemd artikel bepaalt dat “binnen een maand na … beroep openstaat bij de Raad”. Gezien de open formulering moet er van worden uitgegaan dat dit rechtsmiddel aan de belanghebbende(n) is toegekend. Een redelijke wetstoepassing brengt dit mede. Nu het onderhavige beroepschrift voor het overige tijdig en op de juist wijze is ingesteld kunnen belanghebbenden daarin worden ontvangen.
2. Ten processe kan van de navolgende vaststaande feiten worden uitgegaan:
- bij Landsbesluit van 13 november 1984 zijn de bepalingen van de Landsverordening bevordering van de Grondontwikkeling (P.B. 196, no. 77) op het bedrijf van N van toepassing verklaard;
- bij beschikking van 5 mei 1986 nr. Tz 19 heeft de Inspecteur beslist dat voertuigen, bestemd om uitsluitend te worden gebezigd in de uitoefening van het bedrijf van N met vrijdom van invoerrechten zullen kunnen worden ingevoerd, zulks na een daartoe door N schriftelijk aan de inspecteur gedaan verzoek met betrekking tot een tweetal Mercedes-Benz-diesel-stationwagens;
- uit de handelsvoorraad van S heeft N vervolgens een tweetal Volvo-automobielen (type a en b) gekocht, waarna S onder verwijzing naar voormelde beschikking de reeds betaalde invoerrechten op beide wagens terugvorderde;
- nadat de Inspecteur afwijzend had beslist heeft S een bezwaarschrift ingediend.
3. Belanghebbenden komen thans in beroep tegen de door de Inspecteur op voormeld bezwaarschrift genomen beschikking 565 Az dd, mei 1987, daartoe aanvoerend dat de betreffende automobielen dienen te worden aangemerkt als goederen, bedoeld in artikel ... lid 1, onder a van voormelde Landsverordening (P.B. 1964, no.77) en N mitsdien terzake vrijstelling van invoerrechten geniet. Belanghebbenden beroepen zich daarbij mede op de inhoud van … van de Inspecteur dd. 5 mei 1986, nr. Tz 19. Zij ... automobielen hebben ingevoerd, weliswaar Volvo in plaats van Mercedessen, in het door de beschikking gewekte vertrouwen … voor vrijstelling van invoerrechten zouden verkrijgen. Volgens hen kan de Inspecteur niet … later daarop terugkomen.
4. De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbenden bestreden, en aangevoerd dat de beide auto’s naar hun aard niet te brengen zijn onder de vrijstellingsbepaling van genoemd artikel 3 lid l onder a. van P.B. 1964, No. 77), en dat de beschikking dd 5 mei 1986 Nr. Tz 19 niets anders inhoudt dan een omschrijving van de wettelijke vereisten waaraan ten dezen niet wordt voldaan.
Voorts heeft de Inspecteur gesteld dat belanghebbenden geen beroep kunnen doen op de beschikking van 5 mei 1986, omdat thans andere automobielen zijn ingevoerd en die bovendien ook prive gebruikt worden, dus niet uitsluitend in de uitoefening van het bedrijf.
5. Het beroep van belanghebbenden op algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het vertrouwensbeginsel, gaat niet op. Niet alleen omdat N niet de Mercedes-Benz-diesel-stationwagens heeft ingevoerd, maar vooral omdat belanghebbenden niet hebben kunnen ontzenuwen de stelling van de Inspecteur dat bedoelde personenauto’s mede aan privé-gebruik door de heer en/of mevrouw B dienstbaar worden gemaakt.
Hieruit volgt mede dat belanghebbenden alleen al op die grond geen aanspraak kunnen maken op het rechtens voor bescherming in aanmerking komende vertrouwen dat zij zeggen te kunnen ontlenen aan de beschikking van 5 mei 1986, Nr. Tz 19. Daarin is sprake van voertuigen, bestemd om uitsluitend te worden gebezigd in het bedrijf van N.
6. Het vorenstaande moet leiden tot het oordeel dat belanghebbenden vergeefs in beroep zijn gekomen, en dat de beschikking a quo voor bekrachtiging gereed ligt.
Beslissende:
Bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
mrs. A.P.M. Houtman, W.B. de Jong en T.J.M. Kolfschoten