ECLI:NL:ORBBNAA:1987:BQ8605

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
2 november 1987
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1987-016 (kenmerk 72-1986)
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.P.M. Houtman
  • W.B. de Jong
  • T.J.M. Kolfschoten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldig handelen van ondernemer bij verlies boekhouding en gevolgen voor belastingaanslag

In deze zaak heeft de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 2 november 1987 uitspraak gedaan over een beroep van belanghebbende tegen een navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 1981. Belanghebbende had in eerste instantie beroep aangetekend tegen een eerdere navorderingsaanslag, maar corrigeerde later zijn verzoek. De Inspecteur had een aantal correcties aangebracht op het door belanghebbende aangegeven inkomen, wat leidde tot een navordering van f. 32.556,56. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze correcties, waaronder het brutowinstpercentage, renteaftrek voor leningen en privébestedingen voor elektra.

De Raad oordeelde dat belanghebbende zich onzorgvuldig had gedragen door zijn boekhouding weg te gooien na schade door regenwater, wat leidde tot het ontbreken van bewijsstukken. Hierdoor werd de boekhouding verworpen en werd een gemiddeld brutowinstpercentage van 70% gehanteerd. De Raad oordeelde ook dat er onvoldoende bewijs was voor de renteaftrek en dat de bijtelling voor elektra billijk was. De opgelegde boete werd niet gematigd, omdat belanghebbende verantwoordelijk was voor het ontbreken van zijn boekhouding. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd de beschikking van de Inspecteur bekrachtigd.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP
2 november 1987
1987-01[6] (kenmerk 72-1986).
Gezien het bij de Raad op 7 november 1986 ingekomen beroepschrift en de op 28 januari 1987 ingekomen motivering daarvan van C, verder te noemen belanghebbende, gemachtigde: P, waarbij belanghebbende in beroep komt tegen de navorderingsaanslag Inkomstenbelasting 1981 dd. 11 september 1986, artikel 93363.
Gezien voorts het bij de Raad op 12 mei 1987 ingekomen vertoogschrift van de Inspecteur en het daarop door belanghebbende op 7 augustus 1987 ingediende verweerschrift.
Gelet voorts op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling op 8 september 1987 namens en door partijen naar voren is gebracht alsmede op de overgelegde pleitnota’s van beide partijen.
Overwegende:
Belanghebbende heeft in eerste instantie beroep aangetekend tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1981 artikel 86391. Later bleek dat belanghebbende zich vergist heeft en beroep wenste in te stellen tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1981 dd. 11 september 1986 artikel 93363. Nu de Inspecteur geen bezwaren daartegen heeft gebracht zal de correctie door de Raad aanvaard worden.
Belanghebbende heeft volgens aangifte een zuiver inkomen aangegeven van f. 50.215,-
De Inspecteur heeft daarin een aantal correcties aangebracht, waardoor het zuiver inkomen van belanghebbende wordt gesteld op f. 85.2 ,-.
Een en ander resulteert in een navordering van f. 32.556,56
Belanghebbende maakt bezwaar tegen een aantal door de Inspecteur aangebrachte correcties en wel met name de navolgende.
a. het brutowinstpercentage;
b. renteaftrek leningen;
c. privé bestedingen (electra)
Belanghebbende verzoekt de navorderingsaanslag te vernietigen en de aanslag nader vast te stellen op een gecorrigeerd zuiver inkomen van f. 44.705,-, waaruit een belasting resulteert van f. 20.550,-. Tevens verzoekt belanghebbende de opgelegde boete achterwege te laten, omdat belanghebbende geheel te goeder trouw was.
De Inspecteur verweert zich tegen het verzoek stellende dat hij de correcties, opgesteld door het Belastingaccountantsbureau (B.A.B.), handhaaft.
De Raad oordeelt over de geschilpunten als volgt:
a. brutowinst percentage
Vast is komen te staan dat na een inbraak in een bergplaats van belanghebbende in december 1983 vrijwel alle documenten ten bewijze van de boekhouding over de jaren 1981 tot en met l983 verloren zijn gegaan. Naar mededelingen van belanghebbende is er ingebroken via het dak, waarin een gat is gemaakt. Door dat gat is de regen naar binnen gekomen, waardoor de boekhouding dusdanig door regenwater beschadigd werd dat hij de boekhouding in zakken gedaan heeft en weggegooid heeft.
Naar het oordeel van de Raad heeft belanghebbende door zo te handelen zich als verantwoordelijk ondernemer onzorgvuldig gedragen, nu belanghebbende had kunnen voorzien dat bedoelde bewijsstukken wel eens opgevraagd konden worden door de fiscus.
De gevolgen van deze handelwijze dienen dan ook voor rekening en risico van belanghebbende te komen.
De Raad kan zich verenigen met het standpunt van de Inspecteur dat, nu de boekhouding in zijn geheel verworpen is, wegens het ontbreken van regelmatige verantwoordingen over onder meer de inkopen, een gemiddeld brutowinst-percentage gehanteerd wordt dat gebaseerd op de berekeningen van het B.A.B. op 70% gesteld is.
Deze berekeningen en de daarop door de Inspecteur gegeven toelichting acht de Raad reëler dan de door belanghebbende overgelegde berekeningen. De benadering van de Inspecteur wijkt trouwens niet veel af van die van belanghebbende zelf over 1981, die namelijk uitgaat van een brutowinst-percentage van 61,3.
b. De renteaftrek leningen
De aangegane leningen werpen bij de Raad ook een aantal op met name over de totstandkoming van een lening, ……….werd, hetgeen op zijn minst gezegd opmerkelijk is. …. ook van zij, niet voldoende is volgens de Raad komen vast te staan dat belanghebbende de afgetrokken rente ad f. 7.200,- ook daadwerkelijk betaald heeft, nu ten aanzien van deze rentebetalingen geen bewijsstukken zijn overgelegd.
c. privé-bestedingen (electra)
De Inspecteur heeft een bijtelling opgelegd van f. 2.000,-. Belanghebbende vraagt dit achterwege te laten.
Gebleken is dat belanghebbende in 1984 ten onrechte een bedrag van f. 7.813,- als kosten electra geboekt heeft.
Nu vast staat dat er geen bewijsstukken aanwezig zijn, acht de Raad het door de Inspecteur schattenderwijs opgelegde bedrag billijk.
De Raad vindt, nu belanghebbende te verwijten valt dat hij geen boekhouding over 1981 meer aanwezig heeft, geen aanleiding om de opgelegde boete achterwege te laten dan wel te matigen.
Gezien het hierboven overwogene acht de Raad het beroep ongegrond.
Beslissing:
Bekrachtigd de beschikking waarvan beroep.
mrs. A.P.M. Houtman, W.B. de Jong en T.J.M. Kolfschoten