ECLI:NL:ORBBNAA:1987:BQ8593

Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)

Datum uitspraak
22 mei 1987
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1987-010 (kenmerk 63-1986)
Instantie
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Warnink
  • A.P.M. Houtman
  • W.B. de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing van belastingaanslag en aftrek buitengewone lasten

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen een aanslag Inkomstenbelasting voor het jaar 1983, opgelegd door de Inspecteur. De aanslag, gedateerd op 21 oktober 1985, bedraagt NAf. 41.063,75. Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend, waarbij hij twee punten naar voren heeft gebracht. Ten eerste stelde hij dat de Inspecteur geen rekening heeft gehouden met afschrijvingskosten van een computer ter waarde van f. 2.500,-, die hij als verwervingskosten wilde aanmerken. Ten tweede vroeg hij om aftrek van buitengewone lasten voor de studiekosten van zijn zoon in Nederland. De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen op 14 juli 1986, waarna belanghebbende in beroep ging en zijn bezwaren herhaalde.

Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat partijen het eens waren over het eerste punt, namelijk de afschrijvingskosten van de computer. Dit punt werd door de Raad niet verder behandeld. Het tweede punt betreft de studiekosten van de zoon van belanghebbende. De Inspecteur stelde dat belanghebbende zijn zoon nagenoeg geheel onderhoudt, waardoor hij niet in aanmerking komt voor aftrek wegens buitengewone lasten, maar voor kinderaftrek op basis van artikel 23A van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting.

Belanghebbende voerde aan dat zijn werkgever in 1983 een bedrag van f. 10.200,- naar de rekening van zijn zoon had overgemaakt, wat in Antilliaanse guldens een waarde van NAf. 6.480,17 vertegenwoordigt. Hij stelde dat de totale studiekosten van zijn zoon NAf. 11.800,- bedroegen en dat hij slechts NAf. 6.480,- had bijgedragen. De Raad oordeelde dat de bijdrage van de werkgever als loon moet worden belast, waardoor belanghebbende zijn zoon nagenoeg geheel onderhoudt. De Raad concludeerde dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor aftrek wegens buitengewone lasten, maar voor kinderaftrek. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP
22 mei 1987
1987-010 (kenmerk 63-1986)
Gezien het bij de Raad op 12 september 1986 ingekomen beroepschrift van S, verder te noemen belanghebbende, waarbij belanghebbende in beroep komt tegen de beschikking van de Inspecteur van 14 juli 1986, inhoudende een afwijzing van een op 15 december 1985 door belanghebbende ingediend bezwaarschrift.
Gezien voorts het bij de Raad op 17 maart 1987 ingekomen vertoogschrift van de Inspecteur.
Gelet verder op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling op 18 mei 1987 door partijen naar voren is gebracht alsmede op de pleitnotities van de Inspecteur.
Overwegende:
Aan belanghebbende is over het jaar 1983 een aanslag Inkomstenbelasting, gedagtekend 21 oktober 1985; opgelegd van NAf. 41.063,75 (kohier artikel xxxxx). Tegen deze aanslag heeft belanghebbende bezwaar aangetekend en als eerste punt aangevoerd, dat de Inspecteur geen rekening heeft gehouden met afschrijvingskosten van in totaal f. 2.500,- van een door belanghebbende aangeschafte computer, welke belanghebbende als verwervingskosten wilde zien aangemerkt. Als tweede punt stelde belanghebbende dat hij een aftrek wilde toepassen als zijnde buitengewone lasten voor zijn studerende zoon in Nederland. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur afwijzend beschikt op 14 juli 1986. Vervolgens heeft belanghebbende beroep aangetekend en zijn bezwaren herhaald.
Ten aanzien van het eerste punt heeft de Inspecteur in zijn vertoogschrift al laten weten dat hij een bedrag van f. 2.500,- als verwervingskosten van een door belanghebbende aangeschafte computer wilde aanmerken.
Ter mondelinge behandeling heeft de Inspecteur nogmaals medegedeeld, dat partijen het hierover eens zijn geworden, hetgeen belanghebbende beaamde.
De Raad behoeft derhalve over dit punt niet meer te beslissen. Met betrekking tot het tweede punt heeft belanghebbende gesteld dat zijn opgegeven lasten ten behoeve van zijn zoon als buitengewone lasten dienen te worden beschouwd. In tegenstelling tot het standpunt van de Inspecteur, die meent dat belanghebbende zijn zoon nagenoeg geheel onderhoudt en hij derhalve niet in aanmerking komt voor aftrek wegens buitengewone lasten, maar voor kinderaftrek ex artikel 23A van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting.
Belanghebbende legt over een verklaring van zijn werkgever van 9 december 1985, waaruit blijkt dat zijn werkgever over het jaar 1983 een bedrag van f 10.200,- (Ned. guldens) heeft overgemaakt naar de rekening van belanghebbendes zoon. Omgerekend in Antilliaanse guldens, gerekend in 1983, vertegenwoordigt voormeld bedrag een waarde van NAf. 6.480,17.
Belanghebbende stelt verder dat de totale studiekosten van zijn zoon Naf. 11.800,- hebben bedragen. Nu hij zelf slechts een bedrag van NAf. 6.480,— voor zijn zoon heeft bijgedragen, is belanghebbende van mening dat hij zijn zoon niet nagenoeg geheel onderhoudt, zodat hij in aanmerking komt voor aftrek wegens buitengewone lasten. Bovendien brengt belanghebbende alsnog naar voren dat zijn zoon, die tengevolge van een hem in 1974 overkomen ernstig ongeval zich niet per fiets kan verplaatsen, maar slechts per auto, in 1983 ook nog eens f. 3.000,- aan autokosten heeft gemaakt, welke eveneens voor aftrek in aanmerking dienen te komen.
De Raad is van oordeel, dat de Inspecteur terecht stelt, dat de bijdrage van belanghebbendes werkgever verband houdt met diens dienstbetrekking, waardoor bedoelde bijdrage dient te worden belast als loon in de zin van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 en ook in de zin van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting 1943. Hieruit volgt dat, nu voormelde bijdrage van belanghebbendes werkgever als loon wordt aangemerkt, belanghebbende zijn zon nagenoeg geheel op zijn kosten onderhoudt, temeer daar belanghebbende niet heeft aangetoond dat zijn zoon meer dan 10% zelf bijdraagt in zijn studiekosten. De door belanghebbende genoemde autokosten heeft hij pas tijdens de mondelinge behandeling voor het eerst naar voren gebracht en daar geen bewijsstukken van overgelegd. Evenmin heeft belanghebbende weersproken het door de Inspecteur bij pleitnota naar voren gebrachte cijfermateriaal omtrent het inkomen uit vermogen van zijn zoon, welke inkomsten volgens die berekening ook minder zijn dan voormelde 10%.
Gezien het hierboven overwogene komt belanghebbende niet in aanmerking voor aftrek wegens buitengewone lasten, maar voor kinderaftrek op grond van artikel 23A van de Landsverordening op de Inkomstenbelasting.
Het beroep van belanghebbende zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Beschikkende:
Verklaart het beroep ongegrond.
mrs. H. Warnink, A.P.M. Houtman en W.B. de Jong