ECLI:NL:ORBBNAA:1987:BQ8559
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- H. Warnink
- A.P.M. Houtman
- W.B. de Jong
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van buitengewone lasten in de inkomstenbelasting voor studerende kinderen
In deze zaak gaat het om de aftrekbaarheid van buitengewone lasten in de inkomstenbelasting voor een belanghebbende die kosten heeft gemaakt voor zijn studerende dochter en zieke zoon. De belanghebbende heeft in 1982 aanzienlijke uitgaven gedaan voor zijn dochter, die rechten studeerde aan de Universiteit van Amsterdam, en voor zijn zoon, die in financiële problemen verkeerde door medische kosten. De Inspecteur der Belastingen heeft de aftrek van deze kosten betwist, omdat de belanghebbende niet voldoende bewijsstukken heeft overgelegd om aan te tonen dat deze uitgaven daadwerkelijk zijn gedaan en dat ze als buitengewone lasten kunnen worden aangemerkt.
De Raad van Beroep voor Belastingzaken heeft geoordeeld dat studiekosten voor kinderen die geen eigen inkomen hebben, onder de buitengewone lasten vallen zoals bedoeld in de Landsverordening op de Inkomstenbelasting. De Raad is van mening dat de hoogte van de Rijksstudietoelage een objectieve maatstaf vormt voor de vaststelling van het bedrag dat een student nodig heeft om een redelijk bestaan te voeren. De belanghebbende heeft echter niet kunnen aantonen dat hij het door hem ontvangen X-pensioen aan zijn dochter ter beschikking heeft gesteld, waardoor dit bedrag niet als aftrekbare post kan worden meegenomen.
Ten aanzien van de zoon heeft de Raad vastgesteld dat de belanghebbende onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de gemaakte kosten, met uitzondering van één betalingsbewijs voor een tandartsrekening. De Raad heeft het verzoek van de belanghebbende om alsnog bewijsstukken te overleggen afgewezen, omdat hij van tevoren op de hoogte was van de vereiste bewijsvoering. Uiteindelijk heeft de Raad de beschikking van de Inspecteur vernietigd en het zuiver inkomen van de belanghebbende vastgesteld op f. 71.859,-, na aftrek van de goedgekeurde buitengewone lasten voor zowel de dochter als de zoon.