ECLI:NL:ORBBNAA:1987:BQ8557
Raad van Beroep voor Belastingzaken (Nederlandse Antillen en Aruba)
- Eerste aanleg - meervoudig
- H. Warnink
- A.P.M. Houtman
- W.B. de Jong
- Rechtspraak.nl
Belastingplicht en winstbepaling bij onderneming gedreven vanuit privéwoning
In deze zaak, behandeld door de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 31 maart 1987, staat de vraag centraal of de belastbare winst van een onderneming, die bier, frisdranken en andere artikelen verkoopt vanuit de garage van een woning, moet worden toegerekend aan de belanghebbende of aan zijn dochter. De belanghebbende stelt dat zijn dochter de onderneming drijft en dat zij belast moet worden voor de winsten, terwijl de inspecteur van mening is dat de belanghebbende zelf als ondernemer moet worden aangemerkt en belastingplichtig is voor de winst.
De Raad oordeelt dat de belanghebbende als ondernemer moet worden aangemerkt, omdat de onderneming vanuit zijn eigendom wordt gedreven en de vergunning op zijn naam is aangevraagd. De activiteiten van de dochter worden als ondersteunend gekwalificeerd. Daarnaast wordt de hoogte van de winst over het belastingjaar 1982 besproken. De belanghebbende kan zijn opgegeven cijfers niet voldoende onderbouwen met boekhoudkundige bescheiden, waardoor de inspecteur genoodzaakt is om de winst te bepalen op basis van bekende gegevens en een redelijke taxatie. De inspecteur komt uit op een bruto-winst van f. 25.000,- en een netto-winst van f. 22.000,-.
De Raad concludeert dat de door de inspecteur vastgestelde netto-winst gebaseerd is op een redelijke taxatie en dat het niet gedocumenteerde netto-winstcijfer van de belanghebbende geen betekenis kan worden toegekend. De Raad vernietigt de beslissing van de inspecteur en stelt de aanslag vast op een zuiver inkomen van f. 32.200,-. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in belastingzaken en de rol van de inspecteur bij het vaststellen van de winst.