Belanghebbende is tijdig in beroep gekomen zodat zij daarin kan worden ontvangen.
Feitelijk is het navolgende komen vast te staan:
Belanghebbende heeft op 4 oktober 1984 van de Inspectie der Invoerrechten & Accijnzen op Aruba een vergunning gekregen tot het houden van een particuliere bergplaats onder wederzijdse sluiting voor de opslag van niet in het vrije verkeer zijnd accijnsvrije- en accijnsgoederen in het pand O-straat.
Bij een ambtelijke opneming van de voorraad in het entrepot van belanghebbende op 24 oktober 1985 werd een vermis geconstateerd van een partij goederen, zoals gespecificeerd in het proces-verbaal van opneming van 24 oktober …. (overgelegd als produktie 1 van het beroepschrift). De Inspecteur heeft belanghebbende aangeschreven met het verzoek de verschuldigd rechten op vermiste goederen te voldoen met verwijzing naar artikel 10 van de aan belanghebbende afgegeven vergunning verbonden voorwaarden, welke als volgt luidt:
“de rechten over een bij ambtelijke opneming van de voorraad geconstateerd vermis, anders dan door brand, of andere buitengewone gebeurtenissen ontstaan, worden onverwijld ingevorderd”.
Belanghebbende heeft tegen deze aanschrijving een bezwaarschrift ingediend, aanvoerende dat er in 1984 en in 1985 een aantal malen is ingebroken in haar entrepot, waarvan zij ook aangifte heeft gedaan, en dat inbraak en diefstal beschouwd dienen te worden als buitengewone gebeurtenissen, zoals aangegeven in artikel 10 van haar vergunningsvoorwaarden.
Op grond daarvan meent belanghebbende geen rechten verschuldigd te zijn. De Inspecteur heeft het bezwaarschrift afgewezen stellende dat inbraak en diefstal geen buitengewone gebeurtenissen zijn als bedoeld in dit artikel.
Belanghebbende voert nader aan dat de Landsverordening In- Uit- en Doorvoer, verder aan te halen als “de Landsverordening”, het begrip “particuliere bergplaats, zoals die gehanteerd wordt in de vergunning, niet kent. Wel spreekt de Landsverordening van “gouvernementsentrepots”, “open entrepots” en “particuliere entrepots”.
Op grond hiervan meent belanghebbende dat voormelde Landsverordening niet van toepassing is. De Raad kan belanghebbende hierin niet volgen.
Artikel 196 van de Landsverordening is opgenomen in een hoofdstuk genaamd entrepots. Lid 1 van dit artikel geeft een omschrijving wat een entrepot is en luidt als volgt:
“Entrepots zijn opslagen van goederen in daartoe aangewezen bergplaatsen”.
Duidelijk is daardoor dat het woord “entrepot” een algemene omschrijving is van hetzelfde begrip “bergplaats”.
Bedoelde Landsverordening is dan ook wel van toepassing.
Artikel 10 van de voorwaarden vermeld in de aan belanghebbende afgegeven vergunning is gebaseerd op artikel 202 lid 2 van de Landsverordening welk artikel ook aangeeft dat vermis, anders dan door ‘brand, overstroming of andere buitengewone gebeurtenissen geen recht geeft op vermindering van rechten op de hoeveelheden bij de opslag aangegeven of bevonden, blijvende het aanwezige aansprakelijk voor het vermiste. Artikel 214 lid 2 geeft vervolgens aan dat “ingeval van tekort in de particuliere enterpots wordt bevonden, de rekening zal moeten worden aangezuiverd door betaling van het verschuldigde wegens het tekort bevondene”
Naar de mening van belanghebbende moeten onder buitengewone omstandigheden worden gerekend omstandigheden waar de entrepothouder geen vat op heeft of redelijkerwijs kan hebben. Volgen haar vallen onder deze buitengewone omstandigheden inbraak en diefstal.
Ten slotte brengt belanghebbende naar voren dat zij slechts voor het vermis aansprakelijk is als dit vermis aan haar kan worden verweten …………….
De inspecteur beschouwt als buitengewone gebeurtenissen niet alledaagse gebeurtenissen zoals aardbevingen, orkanen, blikseminslagen, overstromingen, explosies, etc., terwijl diefstal volgens hem een alledaagse gebeurtenis is.
………….van belanghebbende niet juist.
Van belang voor de aansprakelijkheid van de entrepothouder is of de vermiste goederen in het vrije verkeer zijn terecht gekomen of niet.
Vermis als gevolg van inbraak en diefstal betekent dat de goederen wel in het vrije verkeer terecht komen en daardoor, onttrokken worden aan de verschuldigde rechten. De entrepothouder blijft daarvoor aansprakelijk.
Onder buitengewone gebeurtenissen dient te worden verstaan gebeurtenissen, zoals brand, overstroming, aardbeving en andere soortgelijke gebeurtenissen, waardoor de betreffende goederen geheel of gedeeltelijk tenietgaan en daardoor niet in het vrije verkeer terecht komen.
De strekking noch de wettekst geven naar het oordeel van de Raad aan dat er bij een geconstateerd vermis een schuld- dan wel nalatigheidsvereiste zou bestaan wil de entrepothouder aansprakelijk zijn voor het vermis. Integendeel de wet acht de entrepothouder in principe aansprakelijk, tenzij hij zich op buitengewone gebeurtenissen kan beroepen
Het beroep van belanghebbende zal dan ook ongegrond worden verklaard.